4umi.com/wood/conservation/bonheur

Le bonheur se raconte mal

Oorspronkelijk geschreven in januari 2000 voor offline publicatie. In deze webcontext slaan sommige verwijzingen wellicht de plank mis.

Le bonheur se raconte mal, oftewel: Het geluk laat zich slecht vertellen. Deze zin van Gustave Flaubert maakt een goede kans als ik het voorbije tijdperk, de 20e eeuw, het 2e millenium, moet typeren. Dat doen wij immers graag, een zin geven aan voorbije tijdperken. Maar in welke context hij dit schreef, weet ik niet - en dat maakt het een gevaarlijk citaat. Wat hij ermee bedoelde, kan heel iets anders zijn dan wat ik erin lees. Bovendien, misschien onderscheidt dit tijdperk zich hierin niet echt van andere tijdperken, gaat vooruitgang altijd hand-in-hand met verlies, zoals groei met pijn.
Sommige zinnen zijn buiten hun oorspronkelijke context volstrekt betekenisloos, bijvoorbeeld de beroemde woorden van Neil Armstrong op de maan in 1969. “Het is maar een kleine stap van verheven naar belachelijk” is echter altijd geldig, niet alleen toen Napoleon dat zei aan de oever van de Beresina in 1812. Zin ontstaat door samenhang, en in deze nieuwe samenhang betekenen de zinnen opeens iets heel anders. Een gevaarlijk spelletje wellicht, maar niet zinloos. Wie herinnert zich niet de context van de woorden die Galileo Galilei mompelde toen hij 1633 uit een beklaagdenbankje stapte: “En toch draait ze!”

Hier is in Engeland, waar een kinderloze kasteelheer met surrealistische sympathiëen (men zegt dat Salvador Dalí er hallucinogene paddestoelen heeft gegeten) een door Aldous Huxley ingegeven droom verwezenlijkte: een gemeenschap van kunstenaars, ambachtslieden en musici van alle continenten en alle leeftijden. Dit jaar ben ik een van vijftig 'uitverkoren' studenten die worden gedrild in het allermodernste ambacht: restauratie. In het kasteel zijn werkplaatsen voor zeer uiteenlopende artikelen, er wordt momenteel gewerkt aan een 16e-eeuwse kerkklok uit een naburig dorp, vijftig kilo zwaar, en aan een model van de Heilige Grafkerk in Jeruzalem in ebbenhout, palissander en ivoor, 30 bij 40 centimeter groot. Voor een globaal overzicht surfe men naar www.westdean.org.uk. Voor wie genoeg heeft aan het neusje van de zalm: de luit en de viola da Gamba die deel uitmaken van de uitrusting van Shakespeare's herbouwde theater the Globe, komen uit de instrumentenwerkplaats van West Dean.
Mijn werkterrein omvat houten beelden en meubels van voor 1830, zo is dat omschreven door VeRes, de grootste beroepsvereniging van restauratoren in Nederland, binnenkort met kader en logo in de Gouden Gids. Het eerste patent op een (handaangedreven) cirkelzaag dateert uit 1821, daarna kwam de hausse van (industrieel vervaardigde) metaaloxidepigmenten - chroomgeel 1818, kobaltblauw 1828, zinkwit 1830 - en toen was de lol er af, grinneken wij weleens als wij staan te timmeren. U begrijpt, dat timmeren, dat moet je breed zien.
Er wordt veel gelachen in ons vak, maar de klant hoort daar nog niet de helft van. Al wat een restaurator schept is vernietiging, een illusie van iets dat er misschien ooit geweest is, maar helemaal zeker weet zelfs de beste expert het niet. Nooit. Mijn opdrachtgever, eigenaar van een antiek meubelstuk, moet kiezen tussen een consolidatie van de huidige staat (conserveren) of een reconstructie van de originele toestand (vervalsen) of een tussenvorm. U begrijpt, tussenvorm is een breed begrip: de Ethische Code van Veres stelt dat de restaurator zich dienstbaar maakt aan de geschiedenis van het object en niet aan de luim van de klant! Origineel materiaal verwijderen is uit den boze, nieuw toevoegen is op z'n minst verdacht, en - zoals gezegd - elke reconstructie is slechts een interpretatie. Maar wijsheid kun je niet eten en een lade die klemt, moet worden aangepast, anders gaat er iets kapot.
Je inleven in de maker, zijn technieken hanteren, met materialen, gereedschappen en recepten uit zijn tijd, het klinkt allemaal wat zweverig (er bestaan tegenwoordig talloze goedkope mens- en milieuvriendelijke oplosmiddelen, maar wij gebruiken het liefste nog alcohol) maar dat wordt aardig gecompenseerd, want het blijft handwerk. Een academisch geschoolde kunsthistoricus weet niet wat het verschil is tussen 17e-eeuws en 19e-eeuws eiken (eerlijk gezegd weet ik dat ook niet precies, dat gaat op gevoel), of dat het geheim van een glanzende politoerlaag vaak niet zit in de ingrediënten (vroeger deden meubelmakers en vooral schrijvers over meubelmaken graag mysterieus over de samenstelling van hun lakken, uit bedrijfseconomisch belang en een misplaatste behoefte om het vak meer aanzien te geven alsof het gegoochel met schellak en sandarak en mastix en andere harsen nog niet ingewikkeld genoeg was) maar in het lapje leer waarmee men de olie verwijdert die als katalysator heeft gediend bij het politoeren. Tot in de Renaissance hielden beeldhouwers hun werk horizontaal onder zich, het verticaal snijden gebeurt pas sinds de Barok. Dat geeft een heel ander effect, maar wie alleen naar de buitenkant kijkt, ziet dat niet.
Ambachtelijk werk vergt bepaalde vaardigheden die in deze tijd van informatie en communicatie soms een beetje over het hoofd worden gezien. Veel opleidingen vragen bij aanmelding bijvoorbeeld naar muzikale aanleg, ook West Dean, en die neemt zichzelf toch behoorlijk serieus. Wat het verband met het werken met de hand is, weet niemand, er wordt wel gesuggereerd dat het zou gaan om dezelfde beheersing van het eigen lichaam of dezelfde speels-logische manier van denken. Een uitgesproken filosofische interesse wordt met name in de restauratie van belang geacht, waar alles immers draait om die ene paradox: ik doe elke handeling om dichterbij het origineel te komen, en elke handeling die ik doe brengt mij verder van het origineel af.

Flaubert was een man van zijn tijd, de Romantiek, en zoals wel meer romantici ook een realist. In het gezaghebbende Amerikaanse tijdschrift met die inspirerende naam Conservation stond onlangs te lezen "all cultural heritage deteriorates, no matter what we do" in een artikel over een holistische kijk op archeologie: "Sinds mensenheugenis zijn archeologische plekken geplunderd voor schatten en bouwmaterialen. Zo groot zijn de overblijfselen van het oude Egypte, Griekenland, China en precolombiaans Amerika, dat ze, net als de oceanen, onuitputtelijk lijken. Maar ook de oceanen vertonen tekenen van vermoeidheid..." Eens te meer een oproep aan antiekbezitters om alle oude houtjes, knopjes, sleutels, schroefjes en boutjes zorgvuldig te bewaren. Het lijkt rommel, maar U kunt er uw restaurator erg blij mee maken. En het prachtige patina op uw minzaam gekoesterde secretaire is goed beschouwd alleen maar vuil.

Het meubel waar ik momenteel mee bezig ben, een soort bureautje uit 1790 in satijnhout, buxus en gestoomd perenhout, heeft twee deurtjes waarachter zes laatjes verborgen zijn. Die deurtjes zijn eenzijdig gefineerd en dus kromgetrokken, en de klant wil ze weer recht hebben. Daar kan ik wel voor zorgen, ik kan het paneel doormidden zagen en de andere kant op buigen of er een polyethyleenglycol-oplossing inbrengen om het gekrompen hout weer te doen zwellen, maar dat zijn grote en onomkeerbare ingrepen. Stap 1 is dan ook proberen de klant te laten inzien dat zo 'n verbogen deur eigenlijk veel mooier is dan een rechte. Helemaal niets doen is immers het meest ethische, maar spreken is maar zilver.
De traanvormige ivoren slotentree (dat woord vinden wij passender dan sleutelgat) van de zevende lade is om duistere redenen ooit vervangen door een raar stukje hout in de vorm van een vierkant en aan mij is de nobele taak om er weer ivoor in te zetten en dat zo dat het lijkt alsof er nooit iets is veranderd. Niet interveniëren is in dit geval niet 'het meest ethische', want ik kan met zekerheid aannemen dat hier iets niet in orde is. "Knowledge," aldus de 18e-eeuwse criticus Samuel Johnson, "is of two kinds. We know a subject ourselves, or we know where we can get information upon it." Wat ik weet van dit meubel is grotendeels gebaseerd op studie van zijn context, en in 1790 was de wereld redelijk overzichtelijk, de Franse Revolutie ten spijt: dit type meubel, in catalogi van veilinghuizen hier vaak omschreven als 'the property of a lady', was een schrijftafel voor dames en had een slotentree in messing, brons, ivoor of in goedkopere versies been. Het had zelfs een naam: bonheur-du-jour. Inderdaad vond ik onder het hout nog de sporen van de oorsponkelijke traan.

Die sporen gingen verloren toen ik met mijn moderne freesmachine aan de slag ging, maar de eigenaar kan straks min of meer oprecht genieten van een meubel dat in samenhang met de tijd een weerspiegeling biedt van des mensen behoefte aan orde en liefde voor schoonheid. Mogelijk zat Samuel Johnson aan het bureau van zijn vrouw toen hij in een verstrooide bui schreef: Love is the wisdom of the fool and the folly of the wise.
Ongetwijfeld zal over een jaar of tachtig de volgende restaurator mijn werk vervloeken zoals ik het gepruts van wereldvreemde 19e- en 20e-eeuwse klusjesmannen mag opruimen, want die jongens moesten ook eten tenslotte.