Het avondmaal
- Wanneer ik des avonds op kantoor
- Mijn dagtaak heb volbracht
- Dan weet ik, als ik huiswaarts keer
- Welk schouwspel mij dan wacht :
- Mijn vrouwtje vliegt mij tegemoet
- De kinderen jubelen aan mijn voet.
-
- Dan zetten we ons aan den disch
- Met schotels volgelaan
- En wachten wij rustig tot de meid
- De soep heeft opgedaan
- En bidden wij de Vader stil
- Of hij de spijzen zegenen wil.
-
- Eens, toen ik juist beginnen wou
- Met dank tot God in 't hart
- Toen hoorde ik mijn lieve vrouw
- Een kreet van pijn en smart
- En ziet! wat was er aan de hand?
- De soep! de soep was aangebrand.
-
- Ik leg mijn lepel zwijgend neer
- En zie mijn wederhelft aan
- Toen rijs ik van mijn zetel op
- Om naar haar toe te gaan
- Ik kus en kus haar blij te moe
- De kinderen zien verwonderd toe.
-
- O, teedre gade, zeg ik dan,
- Ik wil niet dat ge schreit
- De soep zal ik eten als een man
- Met stille dankbaarheid.
- --oOo-- -