De vuurtoren
- De vuurtoren van Voorne en van Putten,
- diens bovenkamer was geheel op hol.
- Een klein slank schip, twee blanke zeilen bol,
- hij wou het laten stranden en het jutten.
-
- Wel verre van te algemene nutte
- zijn licht te laten schijnen kroop hij dol
- van grijpbegeerte in een donker hol
- waar vlak daarvoor nog duinkonijnen dutten.
-
- Daar prikt hij 's nachts zijn dwaallicht in het zwerk
- zonder daarmee een schip te kunnen lokken.
- Nieuw licht komt door de gaten van de klokken
- van de tot vuurtoren verbouwde kerk.
- Daar zal men voor de oude dezer dagen
- een plechtige Sint Juttemis opdragen.
Uit: Lachen in een leeuw - Verzamelde gedichten, 1993.
- --oOo-- -