Op negenennegentig beesten
Bundel uit 1988.
Het bekendste werk van Kees Stip is ongetwijfeld zijn verzameling korte dierenversjes, die hij publiceerde onder het pseudoniem Trijntje Fop, een naam ontleend aan de Ideeën van Multatuli. De eerste Trijntje Fop verscheen in 1951 in de Volkskrant. Er zouden er honderden volgen. Ook andere woordkunstenaars zouden later het genre beproeven, maar Stips spitsvondigheid is zelden geëvenaard. De kenmerken zijn de vormvastheid in het gepaard rijm en het metrum, het noemen van een of meer dieren met menselijke trekken in de traditie van Aesopus en La Fontaine en een aardrijkskundige naam, meestal in de eerste regel, en het spel met de taal in woord- en rijmgrappen. De oudste gedichten hebben vaak nog een afsluitende moraal: Kinders, ...
Op deze pagina wordt een selectie van hoogtepunten bewaard. Op enkele beesten is een geografische aanduiding van toepassing, zoals in kaart gebracht op Google Maps (en Earth) in een slecht geslaagde poging enig overzicht te scheppen. De bekendste Trijntje Fop is wellicht de bok van Siddeburen of de wijsgerige kip die peinzend tot een ei sprak.
Op naar Trijntje Fop:
Op een aal
- Een aal die bij diverse bieren
- het oude jaar had zitten vieren
- werd, toen hij na een warme prak
- de hoofdverkeersweg overstak
- om daar het nieuwe in te halen,
- opeens verdeeld in vier kwart-alen.
Op een aal
- Een jonge aal in Wildervank
- had zitten slapen in z'n bank
- toen de meester duid'lijk had verteld,
- dat én jaar vier kwartalen telt.
- Op de vraag: “En zes kwartalen is?”
- zei hij: “Da 's anderhalve vis.”
Op een aal
- Een jonge aal uit Hardinxveld
- besteedt aan kleren heel veel geld.
- Hij dost zich als een dandy uit
- al kost hem dat een flinke duit.
- En de gevolgen van die kwaal?
- Elk meisje zegt: “Hij is fat-aal!”
Op een aal
- Een aal afkomstig uit de Schie
- studeerde ichtheologie.
- En vroeg hem iemand van zijn vrienden
- waarvoor dit vak als grondslag diende,
- dan sprak het ijverige dier:
- “Voor scholver en voor moezenier.”
Op een aal
- Een hoogbejaarde aal in Laren
- is nog heel fit ondanks zijn jaren.
- “ 't Is erg!” zo bromt hij in zijn baard.
- “Die jeugd van nu is niets meer waard!”
- want mopperen is zijn enige kwaal:
- zolang hij vit, blijft hij vitaal.
Op een aalscholver
- Aalscholvers denken allemaal:
- “Kun je nog scholven, scholf dan aal.”
- Doch door de golven diep bedolven
- wil weinig aal zich laten scholven.
- Zo scholft zo 'n beest zich uit de naad
- terwijl het woord niet eens bestaat.
Op een aap
- Een vroegrijp aapje te Wolfheze
- dat erg veel boeken had gelezen
- hing welgemoed aan een liaan
- en bovendien nog Darwin aan
- die meesterwerken had geschapen
- door af te stammen van de apen.
Op een aap
- 'n Sportieve aap uit Pinderdoor
- speelt in zijn elftal middenvoor.
- Laatst bij een uitwedstrijd in Weert
- heeft de keeper daar geprotesteerd:
- “Die goal die zat niet, hij speelt gemeen!
- 't Was apekool: 't blijft én-én!”
Op drie apen
- Drie aapjes zaten al sinds weken
- geen kwaad te horen, zien of spreken.
- Toen sloeg de binnenaap met kracht
- de buitenapen in de gracht,
- en sprak met beleefde knicks:
- “Van doe geen kwaad staat lekker niks.”
Op een adder
- Een jonge adder in Amby
- maakte zich giftig, omdat hij
- bij niemand op de pof kon kopen.
- 't Is met een sisser afgelopen:
- Hij is verhuisd naar Zuid-Transvaal,
- pofadders zijn daar heel normaal.
Op een ansjovis
- Een ansjovis uit Zevenaar
- speelt met bravour heel vals gitaar.
- Hij vroeg een kereltje uit Best
- een plaatsje in zijn dansorkest.
- Wat was het antwoord van die rekel?
- “An show-vis heb 'k een reuzehekel.”
Op een ara
- Een ara in Heiligerlee
- zit 's avonds vaak in een café
- en vindt zijn wijsheid in een kan.
- Laatst vroeg de waard: “Een Moezel, Jan?”
- “Ik ben een heel eenvoudig dier,
- geef mij maar een Ara-bier.”
Op een baars
- Een grof gebouwde baars uit Duist
- wil graag met iemand op de vuist.
- Hij werkt daar in een zeemansbar,
- en is er soms geharrewar
- dan is 't voor woestelingen mis,
- omdat die bar-baars sterker is.
Op een bacterie
- 'n Bacteriemeisje in Alblas
- was d' allerbeste van haar klas
- in alle niet-exacte vakken,
- maar bij 't examen zou ze zakken:
- 't vermenigvuldigen was mis,
- omdat ze dacht dat 't delen is.
Op een bakkerstor
- Een bakkerstor uit Anderlecht
- was vele jaren bakkersknecht.
- Thans is hij deurwaarder in Asch.
- 't Geleerde komt hem goed van pas.
- Hij dreigt altijd: “Betalen zulle,
- of 'k leg beslag op al je spullen!”
Op een beer
- Te Breukelen bezat een beer
- een muts voor guur augustusweer.
- En dat dit tot zijn eigen schande
- een muts was met familiebanden,
- dat mocht die beer uit Breukelen
- de beremuts niet kreukelen.
Op drie beren
- Drie beren hadden op de Baak
- een zelf-gesmeerde-broodjeszaak.
- De eerste beer sprak: “Mijne beren,
- u moet niet brommen bij het smeren.
- ik smeerde juiste een broodje jam
- voor een cliënt, doch deze hem.”
Op een bij
- Een bij te Lange Ruige Weide
- bepeinsde op gezette tijden
- gezeten in een honingcel
- het hemels en het aards bestel.
- Bij deze arbeid droeg die bij
- een lange ruige wijde pij.
Op een bij
- Er was een bij te 's Gravenhage
- die antwoord wist op alle vragen.
- Toen men hem moeilijk genoeg
- “Wat was was eer was was was?” vroeg,
- werd hij winnaar van de quiz
- met “Eer was was was was was is.”
Engelse vertaling:
On a bee
- A clever bee, one of Belfast,
- Had answers to whatever one asked.
- He was the smartest one, because
- When asked what was was ere was was was
- He lost no time and won the quiz
- By answering “Ere was was was, was was is.”
Duitse vertaling:
Auf eine Biene
- Es lebte einmal eine Biene in Hagen,
- die antworten konnte auf jegliche Fragen.
- Die wohl Schwierigste bei einem Quiz—ganz klar—
- war: Was war war bevor war war war?
- Sie wusste auch dies und gewann ohne List:
- “Bevor war war war, war war bin oder ist!”
Op een bladluis
- Een bedeesde bladluis in Amby
- volgde een cursus waardoor hij
- bij elke boef als advocaat
- nu in een heel goed blaadje staat,
- en hij bazuint 't overal rond:
- “Ik neem geen blad meer voor mijn mond!”
Op een bloedzuiger
- Een rijke bloedzuiger in Echt
- betaalt zijn personeel erg slecht.
- Een goudvis schreef hem anoniem:
- “Jouw passie is voor mij een crime.
- Je hebt alleen je goud maar lief!”
- De vrek dacht: “Wat een minne brief.”
Op een boekenwurm
- Een boekenwurm te Oudeschans,
- bewonderaar van streekromans,
- schreef aan een romancier te Schagen:
- “Geachte heer, reeds vele dagen
- verkwik ik als aan zoete koek
- mij aan uw veelgegeten boek.”
Aan de Oudeweg te Siddeburen werd in 1978 een hardstenen bok van beeldhouwer Anton van Dijk onthuld met dit gedicht op de sokkel. Later is het verplaatst naar de
Poststraat.
Op een bok
- In Siddeburen was een bok
- die machtsverhief en worteltrok.
- Die bok heeft onlangs onverschrokken
- de wortel uit zichzelf getrokken,
- waarop hij zonder ongerief
- zichzelf weer in 't kwadraat verhief.
- maar 't feit waardoor hij voort zal leven
- is dat hij achteraf nog even
- de massa die hem huldigde
- met vijf vermenigvuldigde.
Op een bok
- Een nozem-bok in Weesterlee
- kwam aangeschoten uit 't café.
- Hij schoot op straat een geitje aan
- en vroeg haar met hem mee te gaan.
- “Je hebt,” zei 't geitje onverdroten,
- “nu toch een grote bok geschoten!”
Op een bot
- Een rappe bot uit Scherpenisse
- verzeilde laatst met andere vissen
- op 't dek van een Veerse vissersschuit.
- Overboord gesprongen zei de guit
- toen met een grijnslach op zijn wangen:
- “Die visser, die heeft bot gevangen!”
Op een bot
- “Wat,” vroeg een bot in Beutenaken,
- “heeft bier nu toch met bot te maken?
- Telen de brouwers nu ook bot?
- Hier in mijn krant staat (is 't niet zot?):
- ‘Een brouwerij in Groenekan
- zoekt voor het bottelen twee man’ !”
Op een braamsluiper
- Lees ook Aimez-vous Brahms? van de Franse schrijfster Françoise Sagan uit 1959.
- De werken van mevrouw Sagan
- zijn door een braamsluiper te Caen
- met zoveel aandacht doorgelezen
- dat deze in zijn diepste wezen
- een droevig uiterst introvert
- aimez-vous-Brahmsluipertje werd.
Op een brilslang
- Een dikke brilslang zat parterre
- vooraan in de Folies-Bergère.
- “Van allerhande euvelen”
- —zo hoorde men hem keuvelen—
- “plaagt de bijziendheid mij het meest.
- Zijn er al doelpunten geweest?”
Op een bromvlieg
- Een bromvlieg ligt in Grubbenvorst,
- omdat hij trek had in een worst,
- nu zwaar beschadigd in zijn bed
- door 'n drukfout in een raambiljet.
- Toen het te laat was, zag hij pas
- dat het geen worsttelwedstrijd was.
Op een bruinvis
Verschenen in het Eindhovens Dagblad in 1965, een jaar na de veroordeling van Nelson Mandela.
- Een Kaapse bruinvis ging per trein
- van Johannesburg naar Bloemfontein.
- Tegenover hem zat er dat reisje
- een alleraardigst witvis-meisje.
- Voor hen geldt geen apartheidwet:
- het vis-à-vis werd tête-à-tête.
Op een brulaap
- Er woont een brulaap in Hansweert,
- die heeft zijn staart verrassueerd.
- De ‘Nederland’ te Lutterade
- keert uit bij storm- en nachtvorstschade.
- Bij inbraak, brand en diefstal staat
- de ‘Eerste Puttense’ paraat.
-
- De ‘Zierikzeese’ komt zo te berde
- bij schade toegebracht aan derden.
- Het leed bij bominslag verzacht
- de ‘Axelse van 1808’.
- En raakt de staart verroest, dan wordt ze
- gemoffeld door de ‘Oude Dortse’.
-
- En niettemin ligt deze aap
- des nachts te woelen in zijn slaap.
- Want tweemaal jaarlijks, telkemale
- als hij zijn premie moet betalen,
- op 1 november en 1 mei,
- krijgt hij van schrik een staart erbij.
Op een brulkikvors
- Een brulkikvors uit Hoogezand,
- al jarenlang beroeps-sergeant,
- leert elke lichting excerceren
- en laat ze urenlang marcheren.
- Hij zou geen ander baantje willen,
- het is zijn roeping: kikker drillen.
Op een bunzing
- Een Leidse bunzing, een idealist,
- een zeer menslievend optimist,
- zal nimmer naar een dankwoord talen
- om tobberds uit de put te halen.
- Laatst heeft hij stank voor dank gehad
- van 'n beer, die in de beerput zat.
Op een chow chow
- Toen een chow chow uit Otterlo
- had opgemerkt “Ik stotter zo,”
- deed hij een reisje en kwam vlug
- doch erger stotterend terug
- uit Baden-Baden, waar het beest
- naar een chowchowshow was geweest.
Op een citroenvlinder
- Een citroenvlinder in Dalerend
- is wel een heel verwaande vent,
- en daarom zei men bij de krant
- waar hij laatst kwam als sollicitant:
- “ 't Citroentje is, dat staat wel vast,
- niets voor de pers: 't ìs al een kwast!”
Op een damhert
- Een damhert sprak te Aerdenhout:
- “Met dammen ben ik zo vertrouwd
- dat ik te Amster of te Rotter
- vaak met een hamster of een otter
- en met een ooi of met haar lam
- zelfs op de Grevelingen dam.”
Op een dar
- Een dar in dienst bij de marine
- mag gelden als een zeer geziene.
- De Chef Marinestaf verklaart:
- “Die dar is daarom zoveel waard,
- omdat ik hem bij mistig weer
- als radar in de ra monteer.”
Op een dar
- Een heel erg domme dar in Lommel
- kreeg bijles van een oude hommel.
- Ondanks de lessen van die oude
- kon hij 't geleerde niet onthouden.
- Zijn hoogste cijfer was een zes:
- Toen was het thuis weer hommeles!
Op vier darren
- Vier dikke darren op een rijtje
- wisten van ieder honingbijtje
- het wat, waarom en waar en hoe.
- Daar zaten zij tot walgens toe
- achter hun goedgevulde glazen
- over te darren en te dazen.
Op drie doggen
- Drie Duitse doggen te Wolfheze
- waren uitzonderlijk belezen
- in Nederlandse poëzie
- die de geleerdste van de drie
- en ook van stemgeluid te luidste
- naar 's lands gelegenheid verduitste.
Op een dolfijn
- Voor een dolfijn te Alicante
- was het vertrek van zijne tante
- iets daarom zeer bijzonder droefs
- omdat het met z'n pluchen pousse
- en hangers van geslepen glas
- geheel dauphin de siècle was.
Op een dromedaris
- Een dromedaris in Aardzak,
- pas sedert kort in 't circusvak,
- verrast door al die mensenmassa's
- die zich verdrongen voor de kassa's,
- zei tot zijn vrouw: "Kijk daar eens Mien:
- moet je die drommen dààr es zien!"
Op een dromedaris
- Een dromedaris uit Roermond
- liep met haar zoon in Artis rond.
- Bij de kameel bleef 't jochie staan
- en keek hem hél opvallend aan.
- Zijn ma zei boos: “Kijk voor je, Jan.
- Hij heeft een bult, de arme man.”
Op twee duiven
- Toen twee duiven uit Lienden
- niet wilde dansen met hun vrienden,
- zei een der jongens tot zijn maat:
- “Dan nemen we een list te baat:
- Als wij wat met de barjuf sjansen,
- heb je de poppen zo aan 't dansen!”
Op een duizendpoot
- Een duizendpoot uit Denekamp
- had erge last van tenenkramp.
- “Was het mijn hoofd maar,” sprak het dier,
- “want daarvan heb ik er slechts vier.”
-
- Hier leert gij, lieve kinders, van
- waar drankmisbruik toe leiden kan.
Op een eend
- Een eend die bij Pythagoras
- de leer der zielsverhuizing las
- schreef aan zijn achternicht te Strijp:
- “Als ik 's mans stelling goed begrijp
- dan zegt hij, maar hij zegt het mooier:
- wie dood is wordt voortdurend dooier.”
Op een eend
- Een eendejongen te Kwadijk
- loopt dagelijks zijn krantenwijk,
- maar ’t eendje keek toch wel heel raar
- toen ’n dubbelziende boemelaar
- hem aansprak: “ ’t Was me niet bekend,
- dat jij vandaag een elfje bent.”
Op een eend
- Een oude eend in Noordeloos,
- begon een zaak in eendenkroos.
- Hij kon, hoe hard hij ook wel sjouwde,
- het hoofd niet boven water houden,
- en ieder zei: “Het arme beest,
- wat zou zijn drijfveer zijn geweest?”
Op een eendagsvlieg
- “Ach,” sprak een eendagsvlieg te Doorn,
- “hoe heerlijk is het ochtendgloren
- en hoe verrukkelijk het uur
- waarop het laaiend zonnevuur
- verstild ter kimme wordt gedreven!
- Men moest twee dagen kunnen leven.”
Op een egel
- Een egel die, gestart te Smilde,
- naar Hindeloopen lopen wilde,
- zeeg halverwege in elkaar
- met een aanmerkelijke blaar.
- “Ach, had ik,” hoorde men hem snikken,
- “maar iets om die mee door te prikken.”
Op een ekster
- Een heel knap ekstertje uit Groet,
- al jarenlang in Hollywood,
- kan bij geen studio meer terecht:
- haar eksterogen werden slecht.
- Omdat een bril maar lelijk staat,
- staat zij als ex-ster nu op straat.
Op een elft
- Een elft zegt boos: “Op alles wordt
- besnoeid, beknibbeld en bekort.
- Ik, die tot aangenaam verpoos
- te Zevenaar een vijver koos,
- zal straks, je zult het nog beleven,
- een 11 zijn in een 5 te 7.”
Op een ezel
- Een ezeltje in Ravenstijn
- kon echt niet zonder zonneschijn.
- Tijdens een bui riep 't dier ontdaan:
- “Nu is het met de zon gedaan,
- want weet je wat ik zojuist hoor?
- Vanmiddag breekt de zon nog door.”
Op een ezel
- Een ezeltje uit Overschie
- bleek bij een schipbreuk een genie.
- Op ’t hele eiland was geen hout,
- “Maar,” sprak het dier, “weest niet niet benauwd!
- Er komt een vlot, nog deze morgen,
- want balken, daar zal ik voor zorgen!”
Op een ezel
- Een ezel sprak laatst in De Koog:
- “De splinters in ons eigen oog
- Zijn balken in eenanders ogen.”
- Zijn zuster sprak toen onbewogen:
- “Dat heeft dan altijd nog iets voor
- op balken in eenanders oor.”
Op een ezel
- Een ezel schrijft ons uit Pernis:
- “Weet iemand waar de ezel is
- die zich bij een famlievete
- in drift volledig heeft vergeten?
- Gegevens gaarne hieromtrent
- aan mij, verblijfplaats onbekend.”
Op een fox
- Een hongerige fox in Schinnen
- sloop bij een slagerij naar binnen
- om daar een soepbeen weg te gappen.
- Maar voor die terriër toe kon happen,
- was ook de slager al verschenen
- en nam die benendief de benen!
Op een gans
- Professor vroeg een gans uit Naarden:
- “Wat is: ontwaarding aller waarden?”
- “Een ietwat,” sprak de hoogeleerde,
- “boven uw pet gesitueerde
- tendens die aan het daglicht treedt
- wanneer een gans zich ‘ongans’ eet!”
Op een geit
- Een geit heeft laatst te Duivendrecht
- Een porseleinen ei gelegd,
- zo sierlijk, dat het zelfs te Sèvres
- beschouwd wordt als 'n oeuf de chèvre.
- “Ik heb al leggend,” zegt zij zacht,
- “heel diep aan iets heel moois gedacht.”
Op een geit
- Een Haagse geit, een futloos dier,
- zwerft dan eens daar en dan eens hier.
- Die arme zwerver zonder baan
- kan zelfs 't eenvoudigst werk niet aan.
- En waar hem dat nu wel in zit?
- Die sik die heeft geen sikkepit!
Op een gier
- Een gier, Giraldo Giacometti,
- zong aria's van Donizetti
- terwijl een groepje lammeren
- daar zacht bij zat te jammeren.
- “Wij zingen samen,” sprak het dier,
- “de Lucia di Lammergier.”
Op een gier
- Een gier uit Well had vele jaren
- de hele wereld rond gevaren.
- Al is hij stokoud en versleten,
- hij kan het water niet vergeten.
- Nog daag'lijks maakt de oude baas
- een tocht met gierpont op de Maas.
Op een gier
- Een zeer pedante gier in Goor
- is lokettist op 't postkantoor.
- Hoe langer rij er staat te wachten,
- hoe hoger hij zichzelf gaat achten.
- Promotie zal hij nooit begeren.
- Aan zijn loket komt men gier-eren.
Op een glasaal
- Een glasaal uit Nieuw-Lekkerland,
- een hele goede bierhuisklant,
- zei na 'n vakantieweek in Londen:
- “Ik heb het bier er slecht gevonden.
- Zelfs in het Lagerhuis was 't mager:
- men had er ale. Geen drùppel lager!”
Op een glimworm
- Een glimworm zat met zeven neven
- in de Stadsschouwburg licht te geven.
- De jongste, nog wat zwak van stroom,
- Vroeg: “Waarvoor doen we dat nou, oom?”
- Toen sprak de helderste van kop:
- “Wij voeren de Electra op.”
Op een glimworm
- Een glimworm in het dorpje Leuth
- is een beroemd licht-therapeuth.
- Een glimlach ligt op zijn gezicht
- wanneer hij zijn 'geheim' toelicht:
- “U weet het, lachen is gezond:
- Een goede lichtbak helpt terstond!”
Op een gnoe
- Toen echtpaar Gnoe uit Nieuwediep
- al wand'lend langs de akker liep
- en daar de maaiers hard zag zwoegen
- terwijl de knechts de schoven droegen,
- zei vader Gnoe: “Kijk daar eens even:
- hoe gnoeglijk toch is dan óns leven!”
Op een gorilla
- In Goor woont een wijfjesgorilla
- alleen in een knots van een villa.
- Voor het werk heeft z' een meid;
- zelf verdoet ze haar tijd,
- want ze zit heel de dag op haar billa.
Op een goudvis
- Een Goudse goudvis, 'n echte vrek,
- lijdt op zijn oude dag gebrek,
- en heeft na al dat spotten spijt
- van zijn misplaatste zuinigheid.
- Hij kwam er (en dat was zijn straf)
- juist door zijn goud fiscaal van af.
Op een grasmus
- Te Rotterdam begon een grasmus
- zijn nest te bouwen in Erasmus.
- “Hij nestelt goed,” zo sprak het beest,
- “hoewel het meeste dat men leest
- van deze Desiderius
- gelijkt op rijst met pere jus.”
Op een gup
- Een griet in Grieth (bij Zevenaar)
- was vrijgezel, al zeven jaar,
- tot hij zich op een dag bedacht,
- toen 't weerbericht hem zei: “Vrij zacht”.
- Wat was het einde van het liedje?
- Die griet heeft nu een aardig grietje!
Op een gup
- De sportsman, die, 't zij jong of oud,
- van voetballen en vissen houdt
- dient nooit het gupje te vergeten
- dat naast het voetbalveld gezeten
- tot steun van zijn geliefde club
- voortdurend riep: “Gup Golland, gup!”
Op een haai
- Een jonge haai in Oosterhout
- is met een stoere vrouw getrouwd.
- Hij veegt de vloer en klopt de mat
- en doet zijn haaienkroost in 't bad.
- Zijn zelfrespect is naar de haaien,
- hij laat zijn vrouw maar haaie baaien.
Op een haai
- Een knappe haai uit Ammerzoden
- kreeg laatst een filmrol aangeboden
- in 'n liefdesfilm, maar 't bleek alras
- dat hij daarvoor te vinnig was.
- De beste rol voor hem was toen
- 'n gehaaide cowboy in ‘High Noon’.
Op een haan
- Het schrijven van een liefdesklacht,
- ach mensen, hoeveel uren bracht
- daarmee niet een verliefde haan zoek!
- Maar op zijn ongelezen aanzoek
- schreef zijn geliefde koel en kuis:
- “Houdt u uw hanepoten thuis.”
Op een haan
- Een oude haan sprak vol verbazen
- toen hij bij het reveilleblazen
- des morgens vroeg om kwart voor zeven
- een aantal van zijn jongste neven
- door een poelier zag etaleren:
- “Die zijn al erg vroeg uit de veren.”
Op een haan
- Het torenhaantje van Wolfheze
- bleek doodgewoon een haan te wezen
- gevlucht uit Alphen aan den Rijn
- die daar tot het behoud van zijn
- met sappig vlees beklede knoken
- een poosje boven was gedoken.
Op een haan
- Een flinke haan had bij Terlet
- het leven van een kloek gered.
- Hij kreeg daarvoor een gouden plak,
- waarbij de burgemeester sprak:
- “Al lijkt de logica ook zoek:
- je bent een haan, toch ben je kloek.”
Op een haan
- Een jonge haan uit Westerschouwen
- heeft altijd ruzie met zijn vrouwen.
- Ze kunnen er maar niet aan wennen,
- dat hij steeds door de ren wil rennen.
- Laatst zei er een: “Loop naar de maan,
- ik wil geen rendier maar een haan!”
Op een haan
- Een jonge haan uit Akersloot
- is stuurman op een vissersboot.
- Op 't roer gezeten(?) wekt die knaap
- de vissers 's morgens uit hun slaap.
- “Gooi gauw,” riep laatst de kok verstoord,
- “die op-roer-kraaier overboord!”
Op een haan
- Te Emminkhuizen biedt een haan
- zich desgewenst als wekker aan.
- “Mijn veerwerk,” schrijft hij, “is perfect.
- U wordt ruim honderd maal gewekt
- op één gedicht van Trijntje Fop,
- want dat windt mij geweldig op.”
Op een haas
- Een knappe haas in Oosterhout
- was meerder jaren reeds getrouwd
- toen hij zijn hazenhart verloor
- aan 't meisje bij hem op kantoor.
- Hij noemde 't flirt, zijn vrouw zegt fel:
- “Ik noem het haasje-overspel.”
Op een haas
- Een haas had (een bijzonder bange)
- gehoord dat koeien hazen vangen.
- Om nu dit noodlot te ontgaan
- Probeerde hij, met vlekken aan,
- en hier en daar nog een prothese,
- een goedgelijkend rund te wezen.
- Zijn streven leidde tot succes,
- vooral bij slager van der S.,
- want onder diens bekwame handen
- werd hij van haas tot biefstuk-van-de.
Op een haas
- Een jonge haas uit Hontenisse
- die voor de eerste keer ging vissen,
- zag kans een snoek aan d' haak te slaan.
- Net had hij 'm in zijn beun gedaan,
- of een oude visser zei: “Zeg vriend,
- van een beunhaas ben ik niet gediend!”
Op twee haasjes
- Twee haasjes zaten heel parmant
- te knagen in het knollenland
- De een vroeg: “Zou het jou verdrieten
- als ik een jagersman zou schieten?”
- “Wat dacht je?” riep de ander uit.
- “Geen fluitefluitefluitefluit.”
Op een hals
- Er liep nabij de Vliet te Vloten
- een losse hals op losse poten.
- Een Vlotenaar vroeg aan die hals:
- “Meneer, wat bent u voor iets mals?”
- “Ik ben,” sprak deze, “een giraffe,
- maar een betrekkelijk onaffe.”
Op een haring
- Een groene haring uit Delfgauw,
- verzamelaar van echt Delfts blauw,
- liep daar in Delft nu eens geen blauwtje,
- maar trouwde met een schatrijk vrouwtje.
- Haar bruidsjapon was peperduur:
- ze trouwde als haring-in-'t-azuur.
Op een haring
- Een haringjoch in Zwartewater,
- was een hartgrondig klassenhater,
- en toen de meester eens niet keek,
- liet hij zijn school vlug in de steek.
- Hij werd gevangen, binnen 't uur,
- nu is de haringjongen zuur!
Op een haring
- Een nieuwe haring sprak te Dordt:
- “Ik denk dat ik geen oude word.”
Op een hen
- Een hen te Hoenderloo vermoordde
- bezittelijke voornaamwoorden.
- “De hen van hun,” zo sprak het beest,
- “die eerst van hullie is geweest
- rijdt rustig in een tremmetje
- in hem zijn hen haar hemmetje.”
Op een paar hengsten
- De hengstenfietsclub te Leimuiden
- hief vaak het clublied aan, dat luidde:
- “Wij hengsten fietsen blij van zin
- De wijde wijde wereld in.”
- Maar altijd zongen er een paar:
- “Wij hengsten fietsen in elkaar.”
Op een herdershond
- Een oude herdershond te Teuge
- had zo'n ontzettend slecht geheugen
- dat hij het telkens liggen liet,
- en waar dat wist hij dan weer niet.
- Ach, kon men ook een slecht geweten
- maar zo gemakkelijk vergeten.
Op een herdershond
- Een Schotse herdershond uit Schagen
- die door de herder werd ontslagen,
- heeft nu een goede baan bij ’t spoor
- als klerk op ’t goederenkantoor.
- Het werk is prima naar zijn zin:
- hij boekt er alle collies in.
Op een heremietkreeft
- Een heremietkreeft in Maassluis
- verbergt in een leeg slakkenhuis
- zijn teer gebouwde kreeftenstuit,
- en zegt met een verwaande snuit:
- “Dit huisje kocht ik van een slak.
- Nu is 't mijn week-end onderdak!”
Op een hinde
- Niet zonder reden, mag men hopen,
- heet Hindeloopen Hindeloopen.
- Want sinds daar op een goede dag
- Een hert een hinde lopen zag
- Verging hij bijna van verdriet
- Dat hij die hinde lopen liet.
Op een hit
- Een slimme hit in Otterlo
- kocht laatst een nieuwe radio,
- speciaal geschikt voor in de tropen.
- “Want,” zei het dier, “door die te kopen
- kan ik de korte en de lange
- maar ook de hittegolf ontvangen.”
Op een hit
- Een jonge hit in Abbenes
- is een beroemde zangeres.
- Het hele tienerdom geniet:
- Het is ‘het einde’ wat zij biedt.
- Door in de smartlap-branche te gaan
- staat zij als top-hit bovenaan!
Op een hit
- Een hit sprak tot een tweede hit:
- “Mijn zuster die in Ede zit
- is op een zelfbedachte slogan
- voor niets naar Griekenland gevlogen.”
- “Zo, zo,” sprak deze, “dat is dus
- je zogenaamde Pegazus.”
Op een hond
Verschenen in het Eindhovens Dagblad in 1965, vier jaar voordat Neil Armstrong het nieuws zou halen.
- Een ruimtehond uit 's-Gravenland
- was volgens plan op Mars geland.
- 'n Planeetbewoner vroeg het dier
- (dat juist ontbeet): “Wat doe je hier?”
- Het antwoord was, kort afgebeten:
- “'k kom hier geheel volgens plan eten!”
Op een hond
- Een hond, tot speurhond opgeleid,
- ving in een minimum van tijd
- de drie vermoedelijke daders
- alsook hun moeders en hun vaders.
- En steeds nog speurend sprak die hond:
- “Nu nog de moord, dan ben ik rond.”
Op twee honden
- Een mop zat samen met een does
- al tien jaar in de trein naar Goes.
- De does sprak midden in het elfde:
- “Het uitzicht blijft maar steeds hetzelfde.”
- “Wat ik je brom,” sprak toen de mop,
- “dit treintje is een treintje fop.”
Op een hop
- Een flinke jonge hop in Vorden
- begon als welpje bij de horde.
- Hij werd verkenner bij de troep,
- na jaren hopman van de groep,
- kwam in Den Haag aan 't hoogste topje,
- en trouwde daar een lief Haags hopje.
Op een houtsnip
- Een houtsnip sprak: “Ik kan nog snappen
- dat alle obers ginnegappen
- als ik mijn synoniem bestel.
- Maar onwellevend is het wel
- om luidkeels tot de kok te kwelen:
- een halve houtsnip voor een hele!”
Op een houtsnip
- Een houtsnip in Tietjerksteradeel,
- een keihard houtindustrieel,
- geeft 't personeel maar zelden vrij,
- zodat hij dan ook woedend zei,
- toen 'n vijftal snippen er om vroeg:
- “Een snip per dag, dat is genoeg!”
Op een houtworm
- Een magere houtworm in Ter Boer
- woont in een villa, in de vloer.
- Het dier zit daar nu alle dagen
- aan iedereen zijn nood te klagen:
- “ 'k Ga 's avonds doodvermoeid naar bed,
- 'k zit in een zér moeilijk parket!”
Op een houtworm
- Een slimme houtworm in Westwoud
- begon al jong in 't vurenhout.
- In eiken werkte hij zich op
- tot aan de hoogste vakbondtop.
- Zo gaat hij nu, voor niemand bang,
- in poli-teak zijn eigen gang.
Op een huismuis
- Een kleine huismuis aan de Maas
- hield niet van Nederlandse kaas.
- Was het geen Camembert of Brie
- dan huilde hij een dag of drie
- totdat zijn moeder zei: “Mon cher,
- hou op met je gecamemblèr.”
Op een hyena
- “Wanneer het lot bij mij wil staan,”
- zegt een hyena aan de Zaan,
- “grijp ik een hamer en vermorzel
- daarmee de voorjaarsschoonmaakhorzel,
- want ieder jaar als dit gebroed
- in Nederland zijn intree doet
- gedraagt mijn vrouw, die lieve Lena,
- zich als een echte hygiëna.”
Op een ijsbeer
- Een ijsbeer beerde zoveel ijs
- dat het ging vriezen in Parijs.
- In Barcelona en Madrid
- werden de sinaasappels wit.
- Twee kostschoolmeisjes te Misore
- zijn aan hun banken vastgevroren,
- en ook een knaapje op Ceylon
- dat zijn grammatica niet kon.
-
- Leert vlijtig jongens dus en meisjes,
- En eet vooral niet zoveel ijsjes.
Op een ijsbeer
- Een oude ijsbeer in Lapland,
- al even in de lappenmand,
- kreeg van zijn arts wel medicijn,
- maar 't bleek een lapmiddel te zijn.
- De beer is aan zijn kwaal bezweken.
- Hij rust nu zacht als lappendeken.
Op zes insektjes
- Er liepen op een brug te Bommel
- drie kleine kindjes van een hommel
- en vrolijk stappend aan hun zij
- ook nog drie kindjes van een bij.
- Die kleintjes moesten alle zes
- naar bijles en naar hommelles.
Op een jachthond
- Een jachthond in Heerhugowaard
- heeft nu al jarenlang gespaard
- van 't geld dat hij verdient met stropen
- om een eigen zeilboot te gaan kopen.
- “Eens loop ik,” zijn vaak zijn gedachten,
- “op mijn eigen jacht de hondenwachten!”
Op een jaguar
- Tegen zijn tante te Sluiskil
- die hem precies van 1 april
- tot aan de pluktijd van de penen
- haar arreslede uit wou lenen
- verklaarde laatst een jaguar:
- “Des winters wil ik graguar.”
Op een jakhals
- Een jonge jakhals in Tolbroek
- is bij zijn tante op bezoek,
- die in Artis nu haar leven slijt.
- Haar neefje zeurt de hele tijd:
- “Koopt u voor mij een autoped,
- want steppen vind ik jé van hèt!”
Op een ka
- Een jonge ka in Metslawier
- die op een kermis aan de zwier
- zich laafde met een stevig glas,
- wist 's morgens niet meer waar hij was.
- Maar de politie wist het wel:
- “Je zit hier in een ka-roes-cel.”
Op een ka
- Een jonge ka in Stampersgat
- hield op een fuif zijn keelgat nat,
- met pilsjes drinken, veel en gauw.
- Toen zocht hij ruzie met zijn vrouw,
- maar die zei nuchter: “Mij een biet.
- Tegen de bierka vecht ik niet!”
Op een ka
- Een arme ka uit Nederweert
- werd laatst in Velp gearresteerd
- bij 'n inbraak in 't kasteel aldaar.
- Dat dat niet mocht vond hij heel raar.
- “Men vroeg mij,” zei hij, “dat te doen.
- Er stond een bord: Ka steel biljoen.”
Op een ka
- Een arme ka uit Avezaath
- zong jarenlang zijn lied op straat.
- De laatste gulden uit zijn potje
- besteedde hij aan een ka-lotje.
- Was hij voor eerst Jan-met-de-pet,
- nu heeft hij een chique ka-baret.
Op een kabeljauw
- Een Hoek van Hollands kabeljauwtje
- is erg geliefd bij ieder vrouwtje
- dat van moderne dansen houdt.
- Die aanleg is al heel erg oud,
- daar Kabeljauwen (zie de boeken)
- reeds vroeger twistten met de Hoeken!
Op een kabeljauw
- Een Stokkemerbroekse kabeljauw
- is doodsbenauwd voor elke vrouw.
- Die droge vent is naar men zegt
- “voor stokvis in de wieg gelegd”.
- Dat kan goed zijn, want hij is wel
- een erg verstokte vrijgezel.
Op een kalf
- Een kalf sprak dwepend tot een koe:
- “De kunst is iets verhevens, moe,
- dat niet steunt op de smaak van velen
- maar op het individuele.”
- Toen sprak die koe met kwade kop:
- “Individuvel dan maar op.”
Op drie kalveren
- Een praktische methode voor de
- behandeling van rangtelwoorden
- komt van drie kalveren te Grouw
- waarvan door middel van een touw
- boven de waterput te Hierden
- de eerste twee de derde vierden.
Op een kalkoen
- Te Cuyk bestelde een kalkoen
- voor zestig centen dennegroen,
- een ster, tien slingers, twintig kaarsen,
- zes rode ballen en een paarse,
- alsook een boek van J. van Meurs:
- ‘Vermommingen voor amateurs’.
- “Ik ben,” zo sprak het beest benauwd,
- “met Kerstmis liever boom dan bout.”
Op een kameel
- Te Beesd heeft een kameel zijn bult
- met waterchocola gevuld.
- “Mag ik U vragen,” vroeg zijn nicht,
- “op welke grond gij dit verricht?”
- Waarop het pasgevulde dier zei:
- “Volgens de landkaart op rivierklei.”
Op een kameleon
- Een kameleon uit Harderwijk
- geeft iedereen altijd gelijk.
- In elke plaats kan hij gaan wennen,
- omdat hij nooit zal kleur bekennen:
- In Vredepeel een pacifist,
- in Rodeschool weer communist.
Op een kangoeroe
- Een kangoeroe uit Buitenpost
- verdient als buikspreekster de kost.
- Vanuit de buidel ('t is bedrog!)
- spreekt zeer ad rem het kangoeroejoch.
- Voor 't juiste antwoord houdt die snaak
- dan met zijn moeder ruggespraak.
Op een kat
- Een kattige kelner uit Katwijk
- zei: “ 'k Ben bang dat ik weer eens wat zat lijk.”
- “ 'k Heb een kater,” zei hij
- “voor een hond ga 'k opzij
- Maar dacht je dat ik voor een kat wijk?”
Op een kat
- Een kat zingt 's avonds te Bolnes
- duetten met een zangeres.
- Bij elke mi van die mevrouw
- geeft dan die kat een mooie au.
- Een mooie, zachte, zuivere,
- waarvan zij zelf moet huiveren.
- Want katten zijn, vooral in maart,
- bijzonder fijn bekattesnaard.
Op een kat
- Een hoofdagent te Rilland-Bath
- werd aangesproken door een kat.
- “Meneer,” sprak deze, “dezer dagen
- heeft men de melk weer opgeslagen.
- U krijgt een lekkere sigaar
- wanneer u wilt vertellen waar.”
Op een kat
- De loopbaan van een kat in Echt
- was voor een kat toch echt niet slecht.
- Hij is begonnen als loopjongen
- in een fabriek van kattentongen.
- Naar de expeditieloods gegaan
- heeft hij als kat een hoge baan.
Op twee katjes
- Te Katwijk sprak een tweetal katjes:
- “O, mammie kijk, het regent watjes.”
- “Gelukkig wel,” sprak deze wijs,
- “want als de mens door sneeuw en ijs
- niet werd getemperd in zijn nukken,
- ging hij met Kerstmis katjes plukken.”
Op een kauw
- Een zoete kauw in Oosterbeek
- at perendrups, een pond per week.
- Zijn tandarts zei: “Scheid er mee uit.
- Eet meer insecten en meer fruit.”
- Nu voelt het kauwtje zich weer hups,
- eet dagelijks zijn peer en d' rups.
Op een kerkuil
- Een vrome kerkuil in Kerkdriel
- kreeg aan zijn deur een bij uit Tiel,
- die hem spontaan bekeren wou
- tot bij-geloof, maar zei toen gauw:
- “Ik heb mijn kerk, en daarenboven,
- in sekten mag je niet geloven!”
Op een kever
- Op een met landbouwgif bespoten
- stuk land liep op zijn laatste poten
- een kevertje van graf tot graf
- al zijn familieleden af.
- Dat deed het arme stakkerdje
- daar op zijn dooie akkertje.
Op een kever
- Een keverjongen uit Ter Aar
- studeert muziek, al negen jaar.
- Maar hoe vol ijver hij ook leert,
- het resultaat klinkt steeds verkeerd.
- Hij raakt in de muziek nooit thuis:
- voor een kever is een mol een kruis!
Op een kiekendief
- Een kiekendiefzoon uit Ter Aa
- koos 'n beter vak dan dat van pa.
- Hij kon de dieventaal verstaan;
- kreeg daarom een recherchebaan.
- Als fotograaf bij het archief
- maakt hij een kiek van elke dief.
Op een kikker
- Een Biltse kikker, voor 't eerst papa,
- vroeg uit traditie aan mama:
- “Krijgt zoonlief soms mijn jeugdnaam mee?”
- Mama zei: “Honderd malen né,
- want Donderkopje klinkt niet fijn:
- zijn naam moet maar Cumulus zijn!”
Op een kip
- Een zwarte kip heeft in Schiedam
- een goed belegde boterham,
- zij gaat met eieren langs de deuren
- bij alle stokers van likeuren.
- “Het gaat me,” schept ze op, “niet kwaad:
- mijn nageslacht wordt advocaat!”
Op een kip
- Een kip was wonend te Westzaan
- al jaren bij haar haan vandaan
- die zich gevestigd had te Vorden
- en pluimveehouder was geworden.
- Zij haatte hem omdat de fielt
- het hield met alles wat hij hield.
Op een kip
- Een kip die onlangs in haar hok
- een klankwerk hoorde van Bartok
- volgde met passende strijkages
- de strijkers in de strijkpassages,
- en bij het slagwerk riep ze blij:
- “Bartok tok tok alweer een ei!”
Op een kip
- Een kip sprak peinzend tot een ei:
- “Wie was er eerder: ik of jij?
- De wijsbegeerte mag misschien
- op deze vraag geen antwoord zien,
- maar ik heb, wat men ook mag zeggen,
- nog nooit een ei een kip zien leggen.”
Op een kip
Hoor
Op een kip gezongen door Pieternel van Amelsvoort.
- Een kip, afkomstig uit Zaandam
- droeg papillotten in haar kam.
- Zij sprak: “Als om die papillotten
- mijn medekippen mij bespotten,
- dan slaat de haan waarvan ik hou
- die kippen kakelbont en blauw.”
-
- Want ware liefde, kameraden,
- blijkt niet uit woorden, maar uit daden.
Op een kip
- Een doodsbenauwde kip in Lith,
- die laatst wat hinder had van spit,
- kwam bij haar arts met luid geschrei:
- “Red toch mijn leven! Moeder zei:
- 'houd je maar taai, want al te vaak
- is 't spit bij kip de doodsoorzaak!' ”
Op een kip
- Een welbespraakte kip uit Pesse
- is werkzaam als secretaresse.
- Met haar gekakel en gepraat
- maakt zij zich bij haar chef gehaat.
- Laatst zei hij: “Jouw gekeuvel, meid,
- is 'n gek euvel: 'k wil je kwijt!”
Op een kniptor
- Een kniptor in 't gehucht Buurtwei
- had 'n eerste klas kleermakerij.
- Hij zit nu bij de pakken neer:
- door brand heeft hij geen winkel meer.
- Zijn toekomst is wel heel erg pover,
- want zelfs geen ritnaald heeft hij over.
Op een koe
- Een vlotte jonge koe in Beugt
- is leidster van de runderjeugd.
- De pinken van een half jaar oud
- zijn aan haar zorgen toevertrouwd.
- Ze leert ze ballen, knikkeren, hinken:
- die koe is heel goed bij de pinken.
Op een koe
- Een oude Pekelase koe
- was 't eerlijk geld verdienen moe.
- Zij ging vermomd met kap en pij
- een bank beroven in Amby.
- Maar de kassier heeft haar verteld:
- “een Koe Klux Klant krijgt hier geen geld!”
Op een koe
- Een koe te Moskou sprak: “Een koebel
- kost amper anderhalve roebel.
- En weet je wat ik heb ontdekt?
- Een aardig klokkenspeleffect
- bereikt men door met drie bellen
- geweldig te gaan wiebelen.”
Op een koe
- Een ongetrouwde koe in Deelen
- begint het stierlijk te vervelen
- dat zij nog steeds geen man kan boeien.
- Soms staat zij klagelijk te loeien:
- “Al loop ik ook zo 'n boeman na,
- nooit zegt hij zelfs maar boe of ba!”
Op een koe
- Om zich als landelijke schone
- geheel ten volke te vertonen,
- dat kwam een dikke koe uit Goor
- wat al te onesthetisch voor.
- Als teken daarvan droeg de koe
- een zeer esthetische boehoe.
Op een koekoek
- Een Deventer koekoek, dol op zoet,
- doet zich het liefst aan koek te goed.
- Bij koekenbakkers kijkt hij graag,
- en geeft als antwoord op de vraag
- wat hij daar toch staat uit te voeren:
- “Ik sta hier wat te koekeloeren!”
Op een koerduif
- Een jonge koerduif in Irak
- die steeds van ‘Vrije Koerden’ sprak,
- nam laatst vanuit zijn til de vlucht,
- want hij verkoos de vrije lucht.
- Zijn vrienden bleven toen niet stil,
- want koerden: “Er is wat op til!”
Op een konijn
- Bij Noordwijk zwom een nat konijn
- temidden van een school tonijn.
- “Tja,” sprak het beest, “dat tomt er van
- als men de ta niet zeggen tan.”
Op een konijn
- Toen een konijn geruime tijd
- konijnenkleertjes had gebreid,
- sloot zij vermoeid de ogen toe.
- “Voortdurend als ik breiensmoe
- ben uitgebreid,” sprak dat konijn,
- “pleegt mijn gezin het ook te zijn.”
Op een konijn
- Omdat hij een vergiet met sla
- had leeggesnoept, besloot de ma
- van een konijnenkind eens even
- haar zoon een flink pak slaag te geven.
- Zij sprak: “jij kent de tranen niet
- die ik wanneer ik sla vergiet.”
Op een kraanvogel
- Een kraanvogel in 's-Gravenland
- was in gezelschap 'n droge klant
- totdat hij hijsen heeft geleerd.
- Nu hijst hij biertjes, 't gaat gesmeerd,
- want bij zijn vrienden, naar u snapt,
- is nu die kraan het meest getapt.
Op een kraai
- Een sluwe kraai, voor ’t oog een heer,
- heeft een salon in Nieuw-Vosmeer,
- waar hij bij elk die jong wil schijnen
- de kraaienpootjes laat verdwijnen.
- Voor smokkelaars is ’t slimme dier
- de kraaienpotenleverancier.
Op een kraai
- Een muzikale kraai in Haren
- speelt schuiftrompet bij de fanfare.
- Maar marsmuziek wil hij niet blazen,
- al gaat de dirigent ook razen.
- “Och,” zegt die kraai, “dat helpt geen snars,
- want ik blaas níet de kraaienmars.”
Op een kreeft
- Een kreeft spreekt af en toe spontaan
- een van zijn eigen scharen aan.
- Hij brengt zijn mond dan ver naar voren
- en fluistert zacht, voor vreemde oren
- ternauwernood beluisterbaar:
- “Gegroet, geachte luisterschaar!”
Op een kreeft
- Er was te Rotterdam een kreeft
- die steeds ‘ik hebt’ zei voor ‘ik heeft’.
- “En dit,” zo zei een Amsterdammer,
- “is daarom zo bijzonder jammer
- omdat het toont welk wanbegrip
- men daar van werkwoordsvormen hib.”
Op een krokodil
- Een jonge krokodil uit Lemmer
- was tot voor kort 's lands beste zwemmer.
- Bij een wedstrijd over het Kanaal
- verloor hij nu van een vlugge aal.
- Daar ligt het dier, doodmoe, vol spijt,
- op een Britse krijtrots in het krijt.
Op een krokodil
- Te Sluis verslond een krokodil
- een seinhuiswachter uit Sluiskil
- en daarna een boerin uit Zijpe
- die met een schuimspaan in wou grijpen.
- Wilt krokodillen, kinderen,
- bij 't eten dus niet hinderen.
Op een kruisspin
- Een kruisspin in Zwartewegsend,
- een muggenzifter van een vent,
- raakt heel wat lekkere hapjes kwijt.
- Het domme dier: hij maakt altijd
- (geen web is daartegen bestand)
- van elke mug een olifant.
Op twee kuikens
- Twee kuikens, amper uit het ei,
- begaven zich verheugd en blij
- naar diepe duistere gewelven
- alwaar—bezin u op uzelve
- aleer ge hun gebreken hoont—
- een kuikensexfilm werd vertoond.
Op een kwakkel
- Een stoere kwakkel uit De Bocht
- won menigmaal d’ Elfstedentocht.
- “Ik rijd,” zegt hij, “het best als ’t dooit.
- In strenge winters win ik nooit.
- En daarom wens ik: geef mij maar
- een kwakkel-wint-er, ieder jaar!”
Op een kwal
Hoor
Op een kwal gezongen door Pieternel van Amelsvoort.
- “Helaas,” zegt een bedroefde kwal,
- “de aarde is een tranendal,
- een zee van zuchten en geween.
- Waar zwalpt het blinde lot ons heen?”
- En zelf geeft hij meteen het antwoord:
- “Ik weet het al, we gaan naar Zandvoort!”
Op een kwartel
- Een kwartel uit Heiligerlee
- werd afgekeurd voor marechaussee.
- Hij vroeg: “'k Heb zeker slechte oren?”
- Maar kreeg toen van de arts te horen:
- “Je bent niet doof maar wel te klein,
- want minstens moet je 'n kwart-el zijn”.
Op een lam
- Een lammetje uit Ooltgensplaat
- ging in het klooster als oblaat
- omdat het heel erg mooi kon zingen.
- Daarom zeiden alle kloosterlingen
- wanneer men vroeg: “Een lam waarvoor?”
- “O, blaten in het kloosterkoor!”
Op een lama
- Een lamajoch in Zevenaar,
- een vreselijke zeveraar,
- werd luchtverkenner, maar al gauw
- had de leider van de groep berouw
- en stuurde hem, het zeuren moe,
- toen naar de zeeverkenners toe.
Op een leeuw
Op een leeuw
- Een leeuw bracht af en toe uit Ede
- een bosje leeuwebekjes mede
- voor een leeuwin nabij De Steeg
- die dan verlegen werd en zweeg
- hoewel ze geenszins op haar malle
- leeuwinnebekje was gevallen.
Op een leghorn
- Een witte leghorn aan de leg
- zat zomaar naast een zwarte, zeg!
- “Eenieder” sprak zij, “die uw zwartheid
- als argument ziet voor apartheid
- is op zijn gunstigst niet goed snik:
- U legt ze net zo wit als ik.”
Op een leguaan
- Een leguaan in Wijk aan Zee,
- reeds jarenlang met aow,
- speelt domino met 'n oude slang,
- al knikkebollend, urenlang.
- Van tijd tot tijd klinkt dan 't vermaan:
- “Het is úw beurt weer, Leg-u-aan”.
Op een lijster
- Een lijster heeft in Mierlo-Hout
- op haar oude dag een nest gebouwd
- in de takken van een lijsterbes.
- Zij woont daar nu een week of zes
- en voelt zich nu al heel goed thuis
- in 't nieuwe lijster-besjes-huis.
Op een lintworm
- Een lintwormheer in Wormerveer
- keek erg op regenwormen neer.
- “Want,” zei hij, “Als het regenen gaat
- verdrinken ze in een plas op straat.”
- Maar bij de eerste lintjesregen
- heeft 'n lintjesjager hèm gekregen!
Op een luiaard
- Een sterke luiaard en een zwakke
- hingen te hangen aan hun takken.
- “Ik bied u,” sprak de zwakke zacht,
- “een optie op Uw arbeidskracht.”
- “Ik wil geen optie,” sprak de sterke,
- “omdat ik optie tegen werken.”
Op een luis
- Een luizenjong in Langerak
- begon in het verzekeringsvak
- met geld ophalen langs de deur,
- maar werd heel gauw hoofdinspecteur.
- Het is een goed betaalde baan:
- Hij heeft een rijkeluisbestaan.
Op een lynx
- Van heel wat lynxen die te Heerde
- al wandelende diskuteerden
- liep in de hitte des gevechts
- de linkerlynx voortdurend rechts.
- De rechterlynx, een taaie vechter,
- bracht toen de linker voor de rechter.
Op een maanvis
- Een oude maanvis werd in Weert
- verleden week gearresteerd
- voor diefstal in een warenhuis.
- Men vond van alles bij hem thuis.
- Als hij iets zag ging het mis
- omdat hij kleptomaanvis is.
Op een made
- Een jonge made uit Charlois,
- al vele maanden werkeloos,
- vertrok per schip als emigrant
- op zoek naar 'n beter vaderland.
- Hij toonde zich een self-made man
- en is nu “Made in Japan”.
Op een groepje maden
- Dit weekend ging een groepje maden
- in Scheveningen pootjebaden.
- De welbespraaktste van het stel
- sprak: “Makkers, merken jullie wel?
- Er zijn hier heel wat maden bij
- die made zijn in Germanij.”
Op een meelmuis
- Om alsmaar klein te moeten wezen,
- dat was een meelmuis te Maarheze
- bijzonder weinig naar de zin.
- Zelfrijzend bakmeel nam hij in,
- en kwam als een met meel bestoven
- zelfrijzend bakbeest uit de oven.
Op een meerkoet
- Een meerkoet in de stad Namur
- was daar koetsier op een ‘voiture’.
- Hij sprak slechts Frans, want hij was Waal,
- verstond zelfs niet de Vlaamse taal.
- Hij woont nu pas een week in Vaals,
- maar spreekt geen woord meer koeterwaals.
Op een mees
- Een jonge mees in Meezenbroek
- brengt in de kroeg z'n tijd vaak zoek.
- Wanneer hij thuiskomt, 's avonds laat,
- is vader mees verschrikkelijk kwaad.
- Zijn moeder klaagt dan: “Naar ik vrees
- wordt onze zoon een pimpelmees!”
Op een meeuw
- Een burgermeestermeeuw te A.
- ging zijn gemeentekas eens na.
- Hij riep zijn secretarisvogel
- en vroeg: “Mijnheer, hoe is het mogel...?”
- Doch midden in dit woord is deze
- per sneltrein naar Parijs gerezen.
-
- Kinders, weest eerlijk en weest wijs,
- dan hoeft gij nimmer naar Parijs.
Op een mensaap
- Een mensaap legde zich te Stroe
- op de klassieke talen toe.
- Gegrepen door een groot begeren
- de evolutie te forceren
- verboog het beest tot in zijn slaap:
- mensa, mensae, mensae, mensaap.
Op twee mieren
Sinds
11 december 2009 staat dit vers te lezen op de gevel van Brasserie
De Plantage op de Markt in Stips geboorteplaats Veenendaal, als eerste in een gemeentelijk project
Gedichten op muren.
- Vol goede eetlust en manieren
- bestelde laatst een tweetal mieren
- in een cafeetje te New York
- met in hun vingers mes en vork
- en om hun halzen twee servetten
- twee miereneterkoteletten.
Op twee mieren
- Twee mieren gaarden het hele jaar
- enorm veel voedsel bij elkaar.
- Zij onderbraken slechts dit garen
- Om feest te vieren, want dat waren
- de vastgelegde voorwaarden
- waarop die mieren doorgaarden.
Op een mol
- Een domme mol in Varseveld
- heeft laatst het hele voetbalveld
- doorploegd met vele diepe gangen.
- Toen men de dader had gevangen,
- zei hij: “Ik dacht, dat men hier vroeg
- om een actieve voetbalploeg!”
Op een mot
- Terwijl toch opgewekt van zin
- een gulzig mottewijfje in
- de Tweede Kamer in Den Haag de
- tapijten kamerbreed beknaagde,
- aten haar kinders en haar man
- daar maar een kamerfractie van.
Op een mot
- Een slimme mot in Zierikzee
- is directeur van een N.V.
- Drie otters en een ork erbij
- begonnen laatst een rederij.
- Zij hebben nu al sedert maart
- drie motorkotters in de vaart.
Op een muildier
- Waarom een muildier voor zijn maaltje
- het liefst een klein gezellig zaaltje
- met veel geroezemoes opzocht?
- Het beest hield, als het kiezen mocht
- tussen diverse warme(?) moezen,
- het meest van appel- en geroeze-.
Op een muis
- Een Franse muis uit Baccarat
- had uit een blikje Petits Pois
- een kleine camion gesleuteld.
- Hij was al door Parijs gereuteld
- en volgde nu in richting Tours
- de rijweg voor Petits Pois Lourds.
Op een muis
- Een mier verlangde naar het uur
- dat hij gezeten bij het vuur
- Homerus lezen zou en Dante.
- Zijn vrouw, een nogal ruwe tante,
- sloeg echter reeds bij het begin
- zijn mierenhoop de bodem in.
Op een muis
- De neiging van een muis te Deelen
- gezellig kat en muis te spelen
- wordt dan pas goed begrijpelijk
- wanneer wij daarbij rijpelijk
- in overweging nemen dat
- de muis dan speelde voor de kat.
Op een muis
- Een musisch muisje hield te Ede
- een musseveertje vast waarmede
- het schreef: “O volk dat ik bemin,
- gun mij een piepklein plaatsje in
- het grote Muizoleum van de
- Literatuur der Lage Landen.”
Op een muis
- Een muis, op zoek naar kruimels kaas,
- kroop in de baard van Sinterklaas.
- “Wel eerder,” sprak de Sint bedaard
- “werd door een berg een muis gebaard.
- Maar dit is wonderlijk, bij Zeus:
- hier bergt zowaar een baard een muis.”
Op een mus
- Een grijze huismus in Braambrugge
- kent slechts én doel: Doodt alle mugge!
- Toen een muskiet hem had gebeten
- zon hij op wraak, het werd een vete
- waar niemand ooit een eind van ziet
- want nimmer voelt zich die mus quitte.
Op een muskusrat
- De muskusrat die rondom Lemmer
- bijklust als pianostemmer,
- is van huis uit componist.
- Bescheiden blijft het dier beslist:
- hij noemt zich, wars van alle glamour,
- doodeenvoudig: compostemmer.
Op een nachtegaal
- Een nachtegaal in Stompetoren,
- een zware bas, zo 'n heel sonore,
- zingt samen met zijn vrouw, een alt,
- een vrolijk lied als d' avond valt.
- Dan klinken keihard, nog heel laat,
- hun basalt klanken door de straat.
Op een nijlpaard
- Een nijlpaard werd in Stampersgat
- Bezorger van een ochtendblad.
- Pas 's avonds was hij daarmee klaar.
- Zijn chef werd boos, het dier keek raar
- en zei: “Denkt u (of heb ik 't mis)
- dat een nijlpaard soms 'n ijlpaard is?”
Op een olifant
- Een olifant in 's Gravenhage
- gaat week'lijks bij zijn klanten vragen
- of er nog olie wezen moet.
- Laatst werd hij bij het hek begroet
- door 't zoontje van zo 'n Haagse klant
- met: “Dag menheer de olievánt!”
Op een ooievaar
- Een ooievaar uit Saratoga
- was tot de nok gevuld met noga.
- En dat lag nogal voor de hand,
- omdat het dier te Loon op Zand,
- het reisdoel bij zijn laatste tocht,
- een nogakraamvrouw had bezocht.
Op een orang oetan
- Een orang oetan werd te Ede
- haast door een auto overreden.
- Het beest sprak enigszins verbaasd:
- “Die heer die daar de hoek om raast,
- al heeft hij dan zijn goeie goed an,
- is regelrecht een voorrang oetan.”
Op een os
- “Boer Bos,” zo sprak een os devoot,
- “heeft dertig ossen en is dood.
- Hij kocht, gekweld door knokkelpijnen,
- een grote doos met medicijnen.
- Daarbinnenin las toen boer Bos:
- 'Neem elk uur 1 tablet per os'.”
Op een os
- Een oliedomme os in Clinge
- vindt vragenlijsten vreemde dingen.
- Bij 'n sollicitatie schreef het dier
- als antwoord op vraag drie en vier,
- omdat hij 't liefst niets open liet,
- Geboren: Ja, Geslacht: Nog niet.
Op een otter
- Een otterknaap te Aagterkerke
- houdt meer van slapen dan van werken.
- Vaak blijft hij thuis van de fabriek
- en houdt zich maar een dagje ziek.
- In bed voelt hij zich in zijn sas:
- 't is een bedotter eerste klas!
Op een paard
Dit gedicht staat boven de roltrap in de bibliotheek aan het Kees Stipplein in Veenendaal.
- Een paard bracht elke dag te Assen
- om vrouw en kinderen te verrassen
- een wortel mee van marsepein
- die echt van wortel bleek te zijn.
- Zo lief als paarden voor elkaar
- zijn wij maar eenmaal in het jaar.
Op een paard
- Twee paarden zaten heel bedaard
- te rusten bij de open haard.
- Vanwaar die loomheid, zou je zeggen?
- "Wel," sprak de hengst, om 't uit te leggen,
- "wij paarden, wij hebben gepaard."
Op een paard
- Een paard gekleed in carnavaljas
- zong schril het smartlied uit de Paljas.
- Zijn klacht kwam over de Moerdijk
- tot binnen Haags gehoorbereik.
- “Wat zingt,” sprak daar minister Cals,
- “dat carnavalje carnavals.”
Op twee padden
- Twee padden hadden te Maasbracht
- een soort van circustoer bedacht.
- De eerste pad zat op de tweede
- door wie een rijwiel werd bereden
- en riep luidruchtig door de stad:
- “Ik rijd hier op een rijwielpad.”
Op een paling
- Een rijke paling in Klaaswaal
- vond bedelaars een groot schandaal
- en stuurde hen zijn deur voorbij,
- tot op een dag zo 'n zwerver zei:
- “Op jou neem ik nog wel eens wraak,
- wanneer ik je tot aalmoes maak!”
Op een pantoffeldiertje
- Een Rotterdams pantoffeldiertje
- drinkt nooit een borrel, nooit een biertje,
- omdat zijn vrouw het zo beschikt
- en die pantoffelheld het slikt.
- Elk feestje is voor hem een sof:
- Nooit schiet die stakker uit zijn slof!
Op een papegaai
- Zo wetenschappelijk verantwoord
- weet soms een papegaai te Zandvoort
- een spraakgebrek te simuleren,
- dat het eenieder moet frapperen
- dat hij daar niet reeds lang en breed
- een simuleerstoel in bekleedt.
Op een papegaai
- Een papegaai in Groenekan
- verdient de kost als voddenman.
- Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat
- duwt hij zijn handkar langs de straat.
- Dan klinkt zijn stem, een hele schorre:
- “Ik koop papier, oud ijzer, lorre-e-e-e.”
Op twaalf parkieten
- Een autobus met twaalf parkieten
- stond van het uitzicht te genieten.
- De kittigste parkiet sprak toen:
- “Wat zijn we bezig hier te doen?
- Hoe zou jij dat betitelen:
- pakeren of parkietelen?”
Op een patrijs
- Toen een patrijs uit 's Gravenhage
- een baantje bij 's Rijksmunt kwam vragen,
- kreeg hij als antwoord: “Niet voor jou,
- maar wel direct een voor je vrouw.
- Patrijzen zijn hier overbodig,
- we hebben hier matrijzen nodig.”
Op een pauw
- Een rijke pauw kocht laatst in Driel
- een veerboot waar zijn oog op viel,
- vertimmerde een lieve duit,
- steekt andere schippers de ogen uit,
- en wil dat op de hele Rijn
- zíjn pauwe-veer het mooist zal zijn.
Op een pimpelmees
- Een pimpelmees uit Langerak
- kwam laatst met weinig geld op zak
- in Amsterdam en zag terstond
- een bord, waarop ‘Naar centrum’ stond.
- Hij vroeg daarom aan een agent:
- “Waar is die rum voor maar én cent?”
Op een poes
- Een knappe poes uit Westerlee
- deed aan een schoonheidswedstrijd mee.
- Ze viel in katzwijm toen ze hoorde,
- dat ze de jury niet bekoorde.
- Ze was verslagen, de arme snoes,
- niet zij werd Miss Poes, 't was mis poes!
Op een poes
- Toen een zwerfgraag poesje uit Cabauw
- op vakantie naar de Poesta wou,
- ontdekte de douane ras
- dat 't diertje zonder paspoort was.
- Ze zei poeslief: “Mijn beste vriend,
- van poespas ben ik niet gediend!”
Op een poes
- Een Haagse poes die in een kroeg
- een hele fles champagne vroeg
- zei poeslief op des kelners vraag:
- “Is dat geen duur stuk in uw kraag?”:
- “Geen drankje is mij nu te duur.
- Ik wil een kater, binnen 't uur.”
Op een pos
- Een luie pos in Lekkerkerk
- werkt op het postkantoor als klerk.
- Hij trekt de lijn, al jarenlang,
- maar voor ontslag is hij niet bang.
- “Och,” denkt hij slim, “dat loopt wel los,
- ik ben een neef van tante Pos.”
Op een postduif
- Voor een postduif in Heerhugowaard
- is 't leven zonder port niets waard.
- Voor hem is elke postbestelling
- zonder die port een ware kwelling.
- De straf port-drinken zie je 'm an:
- Het drukt zijn stempel op de man.
Op een potvis
- Een potvis in 't gehucht Buurtwei
- heeft daar een pottenbakkerij.
- Het dier eet 's middags bij zijn nicht:
- de zaak zit twee uur lang potdicht.
- Er hangt een bord als 't schaftijd is:
- “De potvis schaft, de pot schaft vis”.
Op een pterodactylus
- Een pterodactylus te Chaam
- gaf alles een Latijnse naam.
- Als er bijvoorbeeld in de tram
- een schipperskeesje binnenkwam,
- dan sprak die pterodactylus:
- “Compactum Neropactylus.”
Op een raaf
- Een jonge raaf in Overveld
- verloor bij 't kaarten heel veel geld.
- De nota tekende hij braaf
- met vaders naam en diens paraaf,
- zodat men daar het geld kon halen,
- want dat moest toch pa raaf betalen.
Op een raderdiertje
- Een raderdiertje in Buiksloot
- werd voor de kleuterschool te groot
- en ging naar d' eerste klas L.O.
- Zijn Kerstrapport was maar zó-zó.
- Iets netjes doen zal hij nooit leren,
- want altijd zit hij te radéren.
Op een rat
- Een hoogbejaarde rat in Haren
- woont bij een zaak in ijzerwaren
- in 't vijlenvak, en 't slimme dier
- zegt op de vraag: “Wat doe je hier?”
- vanuit zijn rattenstaartenbak:
- “Ik ben een oude rot in 't vak!”
Op een ree
- Een ree bereidde voor de grap
- gezeefde karnemelksepap.
- Doch zelden zeefde deze ree
- daar meer van dan een fles of twee.
- Zij sprak: “Ik kan er toch niet even
- zo een twee drie vier vijf zes zeven!”
Op een reiger
- Een reigertje te Overschie
- rijgt kralen in 'n bijouterie.
- Zij sluit haar ogen af en toe:
- het rijgen maakt haar heel erg moe.
- Voor zulk licht werk lijkt dat wel kras,
- maar 't is een kind uit een moe-ras.
Op een rinoceros
- Een jeugdige rinoceros
- brak ongemerkt uit Artis los
- en sjokte toen, vermomd als heer,
- de Nieuwendijk wat op en neer.
- Aldaar ontdekte kleine Moos 'm
- en riep: “Kijk nou es, een rinozem.”
Op een rups
- Een hongerige rups in Keten
- zat in 't plantsoen een plant te eten,
- maar toen de tuinman 'm weg wou jagen,
- begon het dier zijn nood te klagen:
- “Och beste man, lààt mij toch even,
- want van plant-zoenen kan 'k niet leven.”
Op een roek
- 'n Sportieve roek uit Huis-ter-Heide
- was dol op heel hard auto rijden.
- Zijn vrouw wees hem steeds op 't gevaar,
- Zei elke dag, “Voorzichtig maar!”
- Als zij dat zei, dan werd hij boos.
- Nu is 't zover...: ze is roekeloos.
Op een sardientje
- Een jong sardientje uit Ter Aa
- had in een cafetaria
- een goed betaalde dienstersbaan,
- maar om de chef is zij gegaan,
- want zijn gesar deed haar verdriet,
- bij die sar dienen wou ze niet!
Op een schaap
- Een schaap te Schagen sprong, hoe gek,
- de hele nacht over een hek.
- “Want ziet u,” sprak het tot twee herten,
- “wellicht ligt ergens in de verte
- door zorg en kommer zwaar gekweld
- Een slapeloze, die mij telt.”
Op een schaap
- Een schaap ontraadt, althans aan schapen,
- het schapen tellen voor het slapen.
- “Want meestal bij een schaap of elf,”
- zo zegt het schaap, “passeert men zelf.
- En 't brein, waarin de slaapzin zetelt,
- ligt dan te tobben of dat meetelt.”
Op een schaap
- “Eens draagt”, zo sprak een schaap te Vught,
- “de Franse revolutie vrucht.
- Eenmaal aanschouw ik zonder falen
- het hoogste van de idealen
- waaraan ik mij sinds lang vergaap:
- vrijheid, gelijkheid, broederschaap.”
Op een schaap
- Een heel vroom schaap in de Blaak
- zei altijd: “ 'k Zie het als mijn taak
- de naaste in dit kille leven
- wat warmte en wat steun te geven.”
- Dat hij dat meende is gebleken:
- Hij werd pastoor, en later deken.
Op een schar
- Een tienerscharretje in Winkel,
- een ijdel, schaamteloos scharminkel,
- heeft laatst een schar-rel doen ontstaan
- toen zij, met slechts een laken aan,
- een flinke ochtendwandeling deed:
- Zij vond scharlaken zér gekleed.
Op een schelvis
- Een bange(?) schelvis in Maassluis
- is heel erg slordig op haar huis.
- En vindt de buurvrouw dat soms raar
- dan staat ze met haar antwoord klaar!
- “Dat heb ik nu mijn leven lang:
- voor al wat net is ben ik bang!”
Op een schildpad
- Komt een schildpadjochie uit De Lier
- soms met zijn moe bij 'n kruidenier,
- dan gapt hij snoepgoed waar hij kan
- en geeft geen kik; zijn ma denkt dan
- (terwijl het joch zijn snoeplust stilt)
- “Wat voert hij nu weer in zijn schild?”
Op een schimmelpaard
- Het schimmelpaard van Sinterklaas
- ontmoette plotseling zijn baas.
- “Ik ben,” zo sprak de Sint beknopt,
- “per vliegtuig uit de lucht gedropt.”
- “Dat dacht ik al,” sprak toen dat paard,
- “U hebt een droplucht aan uw baard.”
Op een schol
- Een jonge schol uit Houtenisse
- zat in een net met vele vissen,
- maar toen men ’t net in ’t ruim ging keren,
- begon het beest te protesteren:
- “"“Zo’n beetje ijs voor zo’n schip vol?
- Ik wil toch minstens 'n eigen schol.”"”
Op een slak
- Een huisjesslak te Kamperduin
- bezit een huisje met een tuin.
- Als daar de vogeltjes gaan fluiten,
- dan zet het beest een bordje buiten
- waarop in sierlijk Gotisch schrift
- ‘Timmer met vroegstuk’ staat gegrift.
Op een slak
- Een slak verklaarde aan een geit
- het wezen der gerechtigheid.
- “Het stelen”, sprak hij, “is een kwaad,
- en weet je wel wat daarop staat?”
- “Op stelen”, sprak die geit toen droogjes,
- “staan allebei je bolle oogjes.”
Op twee slakken
- Twee slakken waren al sinds jaren
- op weg van Groningen naar Haren.
- Tenslotte kwam geheel ontdaan,
- de oudste aan het eindpunt aan.
- Hij slikte en sprak diep bewogen:
- “Mijn broer is uit de bocht gevlogen.”
Op een snoek
- Een jonge snoek in Oude Schans
- dronk hél veel melk en werd meer mans.
- Als meerman zette hij zijn zinnen
- op vriendschap met de zeemeerminnen.
- Hij dacht, “Als 'k liefdesliedjes kweel,
- word ik een echte meerminstreel!”
Op een specht
- Een heel erg luie specht uit Swalmen
- ontdekte laatst twee kokospalmen.
- In plaats van daar een nest te hakken
- zit hij te luieren in de takken.
- “Ik laat,” dacht hij, “die stammen heel:
- én klap-per-boom is nog teveel!”
Op een specht
- Een erg ophakkerige specht
- woont in een eik in Nigtevecht.
- Hij zegt: “ 'k Zal nooit in beuken hakken,
- en eiken hakhout noem ik takken.
- Mijn eigenwaan krijgt daardoor deuken:
- 'k wil slechts op zware eiken beuken!”
Op een spiering
- Een Zeeuwse spiering, klein van stuk,
- dacht bij zichzelf: “Wat een geluk:
- de grote vis komt in de pan!”
- omdat hij niet geloven kan
- dat voor een smulboer élke vis,
- ja, zelfs een spiering 'n bakbeest is.
Op een spin
- Een langpootspin in Loenersloot
- kreeg reuma in zijn achterpoot.
- Hij vreesde ’t ergste voor de jacht
- en heeft zich toen niet lang bedacht,
- maar kocht een fiets, wat goed beviel:
- hij rijdt nu voortaan spinnewiel.
Op een spin
- Een spin vervaardigde als handwerk
- een olifant van ragfijn kantwerk.
- Natuurlijk kwam dat in de krant
- als: Spin maakt olifant van kant.
Op een spin
- Een spinnetje uit Abennes,
- een knappe dansclubdanseres,
- kwam bij een fotograaf in Well
- als goed betaald fotomodel.
- Zelfs nu in d'r nieuwe baan
- als spin-up girl een rijk bestaan.
Op een spotvogel
- Een spotvogel in Westkapelle,
- die laatst de schouwburg op wou bellen
- om kaartjes voor de ‘one-man-show’,
- kreeg geen gehoor en zei: “Zo, zo!
- Nu ook reclametelefoon?
- ik hoor alleen maar steeds: kiestoon!”
Op een spreeuw
- Een rupsenzamelende spreeuw
- vloog door het keelgat van een leeuw.
- “Ik hoop,” zo sprak het beest benauwd,
- “dat deze leeuw van rupsen houdt.”
-
- Leert, kinders, dit van deze spreeuw:
- Humor is lachen in een leeuw.
Op een straathond
- Een straathond uit Katwijk aan Zee
- komt daag'lijks in zijn stamcafé.
- Geen mens kan hem dan daar beletten
- een flinke boom op te gaan zetten.
- Daarna zwaait hij zijn poot als groet,
- zoals een goede stamgast doet.
Op een taks
- Een zwarte taks te Aerdenhout
- was met een witte taks getrouwd,
- en toen hun zoontje werd geboren,
- kreeg 't ouderpaar maar steeds te horen:
- “Z'n moeders staart, z'n vaders kop,
- een blokband taxi, op en top.”
Op een tapijtkever
- Een jong tapijtkevertje in Bant
- was werkzaam bij een grote krant,
- tot hij zijn voorkeur toonde voor
- een pers in 't directeurskantoor.
- Direct werd hij eruit gemikt
- voor 't plegen van een persdelict.
Op een teckel
- Een teckel volgde trouw te Dordt
- een man met een reclamebord
- waarop stond: Pieters' pillen zijn
- geweldig tegen zenuwpijn.
- Het beest sprak enigszins verlegen:
- “Daar ben ik ook geweldig tegen.”
Op een teek
- Een artistieke teek in Laren
- compleet met baard en lange haren,
- kon van zijn kunst alleen niet leven
- en is daarom maar les gaan geven.
- Die knappe teek is nu 't idool
- van meisjes op de tekenschool.
Op een tijger
- Een tijger liep van Tongeren
- tot Havelte te hongeren.
- Gelukkig had het beest bij Cothen
- een bordje gortenpap genoten,
- en op de rijksweg bij De Bilt
- een bordje overstekend wild.
Op een tijgerin
- Een tijgerin in Willemstad
- was hoofdrol in ‘De Gelaarsde Kat’.
- Na afloop werd ze eruit gesmeten:
- ze was haar hele rol vergeten.
- Er was geen touw aan vast te knopen.
- 't Was in die katrol misgelopen!
Op een tor
- Een inventieve tor in Tonden
- heeft 'n nieuw soort tractor uitgevonden.
- Men toonde zeer veel interesse
- in Leipzig op de najaars-Messe,
- en hij verkocht een heleboel.
- Zijn Messetrekker, die trof doel.
Op een tor
- Een Leidse tor die met zijn klas
- een dag in Avifauna was
- en duiven telde, steeds maar door,
- zei op de vraag: “waar is dat voor?”:
- “Kijk maar op 't bord daar, en u leest er
- toch duid'lijk ‘Tor-tel-dui-ven’, meester?!”
Op een torenkraai
- Om alle aardse wetenschap
- te toetsen an de hoogste trap
- der bovenzinnelijke ladder
- begeeft zich vaak met veel gefladder
- te Leiden op de Lammenschans
- een torenkraai in torentrance.
Op een trapgans
- Een knappe trapgans in Ter Haar
- is een doortrapte zwendelaar.
- Hij leeft van 't geld van rijke vrouwen
- die hopen, dat hij haar zal trouwen.
- Veel vrouwtjes laten, oliedom,
- zich lijmen met die 'bruide-gom'.
Op een trekhond
- De drang te trekken en toch fijn
- niet al te ver van huis te zijn
- kwam bij een trekhond te Maasbracht
- het sterkst naar voren in de kracht
- waarmee hij elke dag zijn hok
- en uiteraard de aandacht trok.
Op een trekhond
- Een trekhond in Exloërmond
- die een hondenkar een onding vond,
- zei tegen ieder die 't wou horen
- dat ander werk hem kon bekoren,
- en als je vroeg: “Waar voel je voor?”
- was 't antwoord altijd: “Kargadoor!”
Op een trekpaard
- Een koppig trekpaard in Opwetten
- wou op een dag geen poot verzetten,
- en zei: “Nee baas, 't is geen abuis,
- je krijgt nu eens je trekken thuis.
- Trek jij maar zelf, ik ben niet gek:
- Ik heb vandaag gewoon geen trek!”
Op een uil
- Een uilenjoch in Overschie
- kreeg laatst voor netheid maar een drie.
- Hij kraste al zijn schriften vol.
- Zijn vader zei: “Dat doet me lol!
- Laat juf maar op haar tellen passen:
- een goede uil moet kunnen krassen!”
Op een uil
- Een Haagse uil gooide zijn vuil,
- omdat hij haast had, naast de kuil,
- precies op een konijnenhol.
- 't Konijn zei: “Heel mijn gang ligt vol.
- Zoiets is echt geen lolletje:
- doe nooit iets op een holletje!”
Op een uil
- Een oude uil in Stampersgat
- nam 't niet zo nauw met wat hij vrat.
- Laatst at hij op een uilenbal:
- insecten, vogels zonder tal
- en daarna nog—je snapt niet hoe—
- een haas, een muis, een ratjetoe.
Op een valkuil
- Omringd door valken en door uilen
- zit vaak een valkuil droef te huilen.
- “Ach, was ik,” snikt de huilebalk,
- “tenminste maar een uilevalk.
- Een valkuil immers is een smalle
- doch diepe kuil om in te vallen.”
Op een varken
- Een vies vet varkentje uit Sluis
- voelt zich in troebel water thuis,
- Naar Zuid-Amerika gegaan
- trok hem de politiek daar aan.
- Hij heeft gezwijnd, de sluwe vent:
- thans is hij vieze-president.
Op een varken
- Een stevig varken in Ter Aar
- kwam laatst voor 't eerst in 't abattoir,
- en zag daar vele vette neven
- aan takels naar de vriescel zweven.
- Hij riep toen huilend van verdriet:
- “Van zo 'n spektakel houd ik niet!”
Op een varken
- Een varken van een boer uit Acht
- werd naar de Bossche markt gebracht.
- Op de auto las het dier gedwee:
- ‘Speciaal vervoer voor elk soort vee’.
- Maar onderweg klaagde het zwijn:
- “'k Wist niet dat 't voer zo ver zou zijn.”
Op een varken
- Een varken zat in Kaatstertille
- na 't eten van zijn maaltje schillen
- zijn krant te lezen. Blij zei 't dier:
- “Weer grensgeschillen in Kashmier!
- De varkenspolitiek zegt toch:
- ‘Hoe meer geschil, hoe voller trog’!”
Op een varken
- Een varken vliegend boven Gent
- werd door de stewardess verwend
- met een enorme nasi goreng,
- omdat het onder de bekoring
- van deze grote grijze stad
- ‘Boven Gent rijst’ gezongen had.
Op een veelvraat
- Een veelvraat heeft een goed recept
- Voor als u erge honger hebt:
- Neem zes gesmeerde broodjes nier
- En eentje met carbonpapier.
- Gewoonlijk is het zevende
- Dan wel de doorslaggevende.
Op een veldmuis
- Een kleine veldmuis, die in Vught,
- na een urenlange bange vlucht
- voor een uil een holle boomstronk vond,
- zei met een lachje om zijn mond:
- "Een knappe uil, die me hier zal snappen:
- “Nu kan ik fijn een uiltje knappen!”
Op een veulen
- Een veulentje in Huis-ter-Heide,
- dat was geboren in de weide,
- en vreesde 'n mal figuur te slaan,
- als hij voor 't eerst op stal zou staan,
- vroeg bij de schouwburg in de stad
- of men én stalles voor haar had.
Op een vink
- Een vink geboortig uit Breda,
- vertelde trots aan zijn papa
- dat hij des avonds in een laan
- een nachtegaal had horen slaan.
- “"Dat zal waarschijnlijk,” sprak papa vink,
- “het werk geweest zijn van een slavink.”
Op een vink
- Een jonge vink uit Vinkeveen
- ging dezer dagen van ons heen.
- Laat onze vinkenslagen klagen:
- de slager heeft zijn slag geslagen.
- Ons vinkje was twee kwartjes waard;
- hij ligt als slavink opgebaard.
Op een Vlaamse gaai
- Een Vlaamse gaai uit Koekelare
- woont in ons land, al vele jaren.
- Hij heeft een bakkerij in Chaam,
- en elke smuller kent zijn naam.
- Een ieder weet het, groot en klein:
- zijn Chaamse Vlaai smaakt o zo fijn!
Op een vlieg
- Een jonge vlieg uit Loenersloot,
- een roekeloze testpiloot,
- vloog laatst zijn toestel in de prak
- bij 'n landing op het Mess-room-dak.
- Hij ligt nu al een week of vier
- met een gekneusde vliege-nier.
Op een vlinder
- Een handig vlindertje in Chaam
- kreeg als artiest een grote naam
- door rupsen, als zij gaan verpoppen,
- in fel gekleurde verf te stoppen.
- Hij is in 't hele land beroemd
- omdat wat men nu "Pop-art" noemt.
Op een vlinder
- Er was een vlinder in Cadzand
- die nylon vleugels droeg met kant.
- “Ik draag ze,” sprak zij, “om de oude
- een poosje langer nieuw te houden,
- omdat die bij het fladderen
- nog wel eens willen bladderen.”
-
- Trek hieruit deze lering kinders:
- geloof geen vrouwen en geen vlinders.
Op een vlo
- Een jonge vlo in Mariënheem
- had laatst een levensgroot probleem.
- Hij vroeg zijn moeder zonder schromen
- hoe er toch vlooienkindjes komen.
- Het antwoord was: “Geloof me maar:
- die komen van de vlooievaar!”
Op een vlo
- Een vlo in een hotel te Essen
- die aan de bar zijn dorst wou lessen,
- vroeg om het beste wat er was,
- maar keek daarbij te diep in 't glas.
- Al spoedig is het uitgelekt:
- hij stierf zoals hij was: in sekt.
Op een vos
- Pas had een vos, verkenner in Weert,
- de streken van 't kompas geleerd,
- of hij werd stuurman op een tanker.
- De kapitein, een slimme denker,
- zei: “Daarvan krijg ik nimmer spijt,
- een vos raakt nooit zijn streken kwijt!”
Op een vos
- Een Varsseveldse vos bezocht
- de paarderennen te Terwogt.
- Hij sprak: het zal misschien wel wennen,
- maar ik zie liever kippenrennen...
Op een vos
- Een vos in 't Brabants dorpje Wouw,
- die z'n huis heel duur verkopen wou,
- vroeg aan een handelaar in bont
- of hij honderd gulden redelijk vond.
- “Nee,” zei die winkelier toen zuur,
- “voor Brabants bont is dat te duur!”
Op een vuurvlieg
- Een jonge vuurvlieg in De Poel
- was van nature heel erg koel.
- Maar laatst stond hij in vuur en vlam
- voor een meisje dat hij tegenkwam.
- Zijn aanzoek kwam wat onbekookt
- omdat zij hem had opgestookt.
Op een wandelende tak
- Een Weertse wandelende tak
- die kuierde op zijn gemak
- totdat hij toen hij overstak
- bij een ongeluk zijn pootjes brak.
Op een wandluis
- Laatst heeft een wandluis bij Stavoren
- opeens zijn evenwicht verloren,
- “Ik heb,” zo sprak hij welbespraakt,
- “van deze nood een deugd gemaakt.
- Want sinds het mij geheel egaal is
- wat horizon of verticaal is,
- kocht ik bij sloper Frits Fusee
- een oude motorfiets, waarmee
- ik op de kermis op mijn kant suis
- als 's werelds eerste steile-wandluis.”
Op een wasbeer
- Een jonge wasbeer in Schoonbron
- die bij de bank als klerk begon,
- werd, om zijn eerlijkheid geroemd,
- al spoedig tot kassier benoemd.
- Een beter dier kon men niet kiezen:
- die wasbeer zorgt nu voor deviezen.
Op een wasbeer
- Een oude wasbeer uit Kijkduin
- woonde jaren in een dierentuin,
- maar op een dag was men hem kwijt.
- Bezoekers troffen tot hun spijt
- een lege kooi, een bord eraan:
- ‘De wasbeer is om zeep gegaan’.
Op een wesp
- Een wespenjongen uit De Lier
- kwam bij de vloot, als marinier.
- En stond hij 's nachts alleen op wacht,
- Dan droomde hij: “ 'k Word schout-bij-nacht.”
- De koude nachtlucht bleek teveel:
- Nu heeft hij spit in zijn smaldeel.
Op een wesp
- Een wesp geboortig uit Heiloo
- geeft binnenkort een modeshow
- waarvan een wesp uit Valkenswaard
- als haute couturier verklaart:
- “De wespentaille, mijn succes,
- maakt van de draagster een deux-pièces.
- Verder onthul ik geen geheimen,
- maar om de rest te laten rijmen
- verklap ik dat de avondcapes
- het werk zijn van een weps uit Weeps.”
Op een woerd
- “Den Haag,” zo zegt een woerd, “is blijkbaar
- per trein uit Utrecht onbereikbaar,
- Want telkens als ik het probeer
- begint een goudgebiesde heer
- zijn longen vol met lucht te happen
- en roept dan: ‘Woerden overstappen!’ ”
Op een worm
- Een wormenjongen in Alblas,
- een telg van 't uitgelezen ras
- der boekenwurmen, een saai dier,
- verslijt zijn leven in 't papier.
- Hij zal dankzij pa pier's vermaan
- zijn boekje nooit te buiten gaan!
Op een wulp
- Een zeer geleerde wulp in Hoek
- schreef laatst een zwaar taalkundig boek.
- Waarom is dat boek zó gezocht
- dat druk na druk is uitverkocht?
- Recensies noemden 't allemaal:
- Het standaardboek der wulpsetaal.
Op een zaagvis
- Een zaagvis en zijn broer in Rheden
- zijn beide in de echt getreden,
- met een stokvistweeling uit Venray,
- een houterig tweetal, droog en taai.
- Wat zeggen zij zèlf daarvan?
- “Wij zagen wel wat in dat span!”
Op twee zalmen
- Twee zalmen hebben te Herwijnen
- een lijvig boekwerk doen verschijnen
- dat volgens dr. Heineman
- bedoeld is om het fijne van
- de wereldtoestand uit te leggen.
- Het heet: Watzalmenervanzeggen.
Op een zeerob
- Een jonge zeerob in Haastrecht
- trad met een doeshond in de echt.
- Het paar werd al na korte tijd
- met 'n schattig babytje verblijd.
- Hun dochter is een echte snoes,
- al is het ook een robbedoes.
Op een zeeleeuw
- Een zeeleeuw aan de Côte d' Azur
- jongleerde elke dag een uur.
- “En wat,” vroeg een verbaasde geit,
- “is daarvan nu de aardigheid?”
- “Men moet,” zo sprak die zeeleeuw toen,
- “jongleren om het oud te doen.”
Op een zijderups
- De zijderupsenbond te Ede
- betoogde voor de wereldvrede.
- Met zijden doeken liep men rond
- waarop de leus geschreven stond:
- Leve de vrede, want het leger
- kost geld en draagt alleen maar Jæger.
Op een zwijn
- Een zwijn ging met zijn ome Joop
- gezellig naar de bioscoop.
- Doch toen zijn neef hem heel benepen
- met een parketplaats af wou schepen
- sprak oom bedaard doch diep gegriefd:
- “Twee zwijnestalles alstublieft!”
Op een zwijn
- Reeds lang verheugde zich een zwijn
- op een gecostumeerd festijn
- dat plaats zou hebben in Hoboken.
- Toen hij zich echter had gestoken
- in een ballonbroek met een gesp
- werd hij het ook nog door een wesp.
- --oOo-- -