4umi Kees Stip : Vijf variaties op een misverstand

Vijf variaties op een misverstand

dat is de droevige geschiedenis

van Pyramus en Thisbe

behandeld in de trant van enige Nederlandse dichters

door Kees Stip

L.J.C.Boucher, 's-Gravenhage, 1950.


Het misverstand

Om alle misverstanden weg te nemen omtrent het misverstand dat aan deze variaties ten grondslag ligt, moet ik aan de minnaars en minnaressen der Nederlandse poëzie voor wie de namen Pyramus en Thisbe Grieks zijn, uiteenzetten dat zij twee Babylonische gelieven waren, wier treurig eindigende historie ons werd beschreven door de Romeinse dichter Publius Ovidius Naso, omstreeks het jaar nul.

Deze karakterloze man, door het vele bloedvergieten blijkbaar kleurenblind geworden, gebruikte het hartebloed van Pyramus voor geen beter doel dan er een moerbeiboom mee te bespuiten, en daaraan de moraal te verbinden dat sindsdien de moerbeien zwart zijn. Elke hogere strekking heeft, zover ik zie, steeds aan dit bloedbad ontbroken, tot onze paedagogen het in dienst stelden van de cultuur door er de jeugd Latijn mee te leren.

Laat mij, om Ovidius niet zwarter te maken dan de moerbeien, tot zijn voordeel zeggen dat hetgeen hij schrijft zich twintig eeuwen heeft kunnen handhaven door de manier waarop hij het schrijft, zodat het onbillijk zou zijn het verhaal, door een vertaling van zijn enige verdienste beroofd, hier af te laten drukken. Het is trouwens niet nodig. De inhoud van de historie, verrijkt met een betere moraal dan die van Ovidius, zal men aantreffen in de eerste variatie, naar Speenhoff, en wel in een vorm die zodanig is aangepast aan het hedendaagse denken, dat het bevatten ervan binnen ieders bereik ligt.

Wat de rest betreft, de psychiaters mogen uitzoeken welke kriebel mij, nadat achter de blauwe ogen van Dieuwertje Diekema de hemel van de Helikon zich voor mij had geopend, heeft bewogen enkele van de onsterfelijken die ik daar aantrof, zoals Buning het uitdrukte, “op de eksterogen van hun versvoeten te gaan staan”. Voor zover ze dat konden, hebben ze het mij vergeven, al nam Jan Prins het op voor Lafontaine, die hij meer als mijn slachtoffer beschouwde dan zichzelf, en al schreef Nijhoff mij:

“In de variatie naar mijzelf heb ik zes gelukkige vondsten aangestreept. Overigens acht ik het minder gelukkig, dat u juist op ‘Pierrot aan de lantaarn’ en ‘De Griekse Idylle’ uw keus hebt laten vallen, want deze gedichten zijn zelf reeds min of meer parodieën van poëzie.”

Het oordeel over Gorters oordeel moet ik aan de lezer overlaten; en wat Vondel aangaat, ik denk dat hij de meeste bewondering had voor de vier verzen, die zoals kenners bij het lezen van deze variatie zullen zien, aan het rijmschema ontbreken. Waartegenover staat dat Vondel zelf zich in zijn vertaling van Ovidius' tekst, naar mijn smaak, voor iemand als Vondel, de stijl van Vondel slecht heeft getroffen.

Maar hoe men over dit alles moge denken, de oprechte vreugde die de vijfvoudige herleving der onsterfelijke gelieven in de harten van vele goede vrienden en dierbare vriendinnen heeft gewekt, geeft mij de overtuiging dat er in onze aan misverstanden zo rijke wereld nog plaats is voor deze nieuwe variaties op een eeuwenoud misverstand.

Kees Stip.


(In 1984 werd de bundel aangevuld tot Zes variaties op een misverstand met nog een bewerking in de stijl van Gerrit achterberg.)

- --oOo-- -
 Kees Stip Op negenennegentig beesten Vijf variaties op een misverstand Pyramus en Thisbe Twee muizen Samenspraak van Thisbe met het lijk van Pyramus Thisbe's tocht naar de voordeur Pyramus of de onnoosele vermoording Ballade van de honderd vrijers Groeten uit Griekenland (S)onnet De Veluwe De visite De zomers De rozen De kersenpluk Het Kerstkribje De dood en de tuinman Het Hanengeschrei Hoogeveens verbeterd leesplankje Nog eens Holland De vuurtoren Het hart De fazant De ijswafel De generaal De ondergang Waterlandschap