Woninglooze
- Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,
- Nooit vond ik ergens anders onderdak;
- Voor de’ eigen haard gevoelde ik nooit een zwak,
- Een tent werd door den stormwind meegenomen.
-
- Alleen in mijn gedichten kan ik wonen.
- Zoolang ik weet dat ik in wildernis,
- In steppen, stad en woud dat onderkomen
- Kan vinden, deert mij geen bekommernis.
-
- Dat voor den nacht mij de oude kracht ontbreekt
- En tevergeefs om zachte woorden smeekt,
- Waarmee ’k weleer kon bouwen, en de aarde
- Mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de
- Plek waar mijn graf in ’t donker openbreekt.
Uit: Gedichten, 1941.
- --oOo-- -