Het einde
- Vroeger toen ’k woonde diep in ’t land,
- Vrat mij onstilbaar wee;
- Zooals een gier de lever, want
- Ik wist: geen streek geeft mij bestand,
- En ’k zocht het ver op zee.
-
- Maar nu ik ver gevaren heb
- En lag op den oceaan alleen,
- Waar zelfs Da Cunha en Sint-Heleen
- Niet boren door de kimmen heen,
- Voel ik het trekken als een eb
-
- Naar ’t verre, vaste, bruine land...
- Nu weet ik: nergens vind ik vree,
- Op aarde niet en niet op zee,
- Pas aan die laatste smalle ree
- Van hout in zand.
Uit:
Een eerlijk zeemansgraf, 1936. Ook te lezen als
straatgedicht in Leeuwarden.
- --oOo-- -