De soldaat die Jezus kruisigde
- Wij sloegen hem aan 't kruis. Zijn vingers grepen
- Wild om den spijker toen 'k den hamer hief—
- Maar hij zei zacht mijn naam en: ‘Heb mij lief—’
- En 't groot geheim had ik voorgoed begrepen.
-
- Ik wrong een lach weg dat mijn tanden knarsten,
- En werd een gek die bloed van liefde vroeg:
- Ik had hem lief—en sloeg en sloeg en sloeg
- Den spijker door zijn hand in 't hout dat barstte.
-
- Nu, als een dwaas, een spijker door mijn hand,
- Trek ik een visch—zijn naam, zijn monogram—
- In ied'ren muur, in ied'ren balk of stam,
- Of in mijn borst of, hurkend, in het zand,
-
- En antwoord als de menschen mij wat vragen:
- ‘Hij heeft een spijker door mijn hand geslagen.’
Uit: Vormen, 1924.
- --oOo-- -