De twee nablijvers
- —O oude boom in de achtertuin
- hoe kaal en lelijk is je kruin,
- ik vraag mij af of jij nog leeft,
- zo weinig vruchten als je geeft.
-
- —O eenzaam schrijvertje in het raam,
- je vrouw en kind zijn heengegaan,
- ik vraag mij af of dat jij schrijft
- het enige is wat je overblijft.
-
- —Stil! Hoor! De nachtegaal hervat
- zijn lied in 't hartje van de stad.
- —Men heeft er woningen gebouwd
- van nieuwe steen en blinkend hout.
Uit: Nieuwe Gedichten, 1934.
- --oOo-- -