4umi Nescio : Dichtertje

Dichtertje

God heeft de touwtjes in handen. Hij laat de gedachten van een mens raar dolen, laat een meisje opgroeien tot een vrouw zo mooi als een renpaardje, neemt angsten weg en brengt romantiek in mensenharten. Hij is immers de God van iedereen, van 't Dichtertje, van zijn baas, zijn schoonvader, zijn baas z'n boekhouder en van allen die geen andere keus hebben dan werken of vervelen. Hij is de God van heel Nederland. Deze God met bakkebaarden en roos, die met zijn glimmende gepoetste schoenen over het Damrak loopt, heeft het er maar druk mee en moet over alles nadenken. ‘Het is een rare tijd,’ denkt hij, terwijl hij een rapport leest waarin staat dat het lot van de mens is verdriet te hebben en zijn hoop op de eeuwigheid te stellen. God speelde maar wat, maar bedoelde er toch helemaal niets mee?!

 

 

De duivel hattem leelijk te pakken. Hij was een zwak dichtertje, kindsch werti ervan. Hij bleef fatsoenlijk van zwakte. Dat was weer zoo iets raars, waar God vroeger nooit over gedacht had, fatsoenlijk was fatsoenlijk en daarmee uit. 't Dichtertje wist niet op wie hij verliefd moest worden. Als hij in twee wetende ogen had gekeken, zag hij er dadelijk weer twee. Hij was zoo zwak, zoo lekker zwak. Maar als i 't vijfentwintigste meisje zag, voelde-n-i zoo iets raars in z'n hersens. Hij had al eens in 't voorbijloopen op 't terras van een café een stoeltje omgeschopt van kwaadaardigheid. Want hij wist wel, dat ze niets wisten, dat ze dom giechelden, alleen al als i z'n hoed voor hen af nam, of strak keken, omdat ze stonken van burger-juffrouwen-ingebeeldheid. En toch kon-i 't niet laten. En dan moest i vluchten naar ergens waar geen vrouwen waren en dan maakte-n-i zich kwaad op God en den duivel tegelijk en zei datti idioot werd en datti nog eens met open mond jaren lang kwijlen zou, een leeren slabbetje voor, zonder datti 't zelf wist. Maar den volgenden dag keeki weer en dacht daarbij: “Mon âme prend son élan vers l' infini.”

Uit: Dichtertje, 1918.
- --oOo-- -
 Nescio De Uitvreter Titaantjes Dichtertje Boven het dal Pleziertrein De X Geboden