Ik wilde ik kon u iets geven
- Ik wilde ik kon u iets geven
- tot troost diep in uw leven,
- maar ik heb woorden alleen,
- namen, en dingen geen.
-
- Maar o alzegenend licht,
- witheerlijk, witgespreid licht,
- daal op haar en laat haar nooit zijn
- zonder uw zaligen schijn.
-
- Zij is zo stil en zo zacht
- als gij en niet onverwacht
- zijt ge voor haar—zóó is
- het water voor een zwemvis.
-
- Ik weet niet of zij u maakt
- licht, als haar monde slaakt
- adem, of dat zij door
- u werd en uit u bevroor.
-
- Zij is als de gouden zonmiddag,
- een herfstige laatste biddag
- van bomen en het graskruid
- tot 't zonlicht, hoog boven ze uit.
-
- Zij is het zilveren zwevende
- het tere licht blozende gevende
- licht, dat hemelhoog is,
- goudeeuwig als 't herrefst is.
-
- Haar ogen gaan wijd en zijd
- boven mijn starend hoofd uit,
- gouden en zilveren lichten
- brengt ze op mensengezichten.
-
- Ze weet het licht niet, ze is
- zich zelve wel droefenis,
- ik wilde ik kon haar iets geven
- verlichtend het donkere leven.
Uit: Verzen, 1890.
- --oOo-- -