Gierzwaluwen
- “Zie, zie, zie,
- zie! zie! zie!
- zie!! zie!! zie!!
- zie!!!”
- tieren de
- zwaluwen,
- twee-driemaal
- drie,
- zwierende en
- gierende:
- “Niemand, die...
- die
- bieden de
- stiet ons zal!
- Wie, wie? Wie??
- Wie???”
-
- Piepende en
- kriepende
- zwak en ge-
- zwind;
- haaiende en
- draaiende,
- rap als de
- wind;
- wiegende en
- vliegende,
- vlug op de
- vlerk,
- spoeien en
- roeien ze
- ringsom de
- kerk.
-
- Lege nu
- zweven ze, en
- geven ze
- bucht;
- hoge nu
- hemelt hun'
- vlerke, in de
- lucht;
- amper nog
- hore ik... en,
- die 'k niet en
- zie,
- lijvelijk
- zingen ze:
- “Wie??? Wie??? Wie?
- wie... ”
Uit: Guido Gezelle's Dichtwerken.
- --oOo-- -