Pasen
- Pasen, Pasen,
- luide klinke
- nu de slag van
- lerke en vinke
- nu de stem van
- mens en dier!
- Pasen, Pasen,
- wijdt het vier,
- wijdt het licht en
- pint de lampen,
- laat de verse
- wierook dampen:
- Hallelujah,
- 't jok is af
- van de dood en
- van het graf!
-
- Pasen, Pasen,
- opgestanden
- is de God, die
- boze handen
- hadden aan het
- kruis gedaan:
- heeft Hij hout en
- steen en ijzer
- overwonnen,
- die, verrijzer,
- Hallelujah,
- één uit al,
- leeft en immer
- leven zal!
-
- Pasen, Pasen,
- dwaze mannen
- dachten Hem in 't
- graf te spannen,
- met Pilatus'
- zegelmerk:
- Pasen, Pasen,
- ijdel werk,
- ijdel waken:
- God almachtig
- is verrezen,
- eigenkrachtig,
- Hallelujah,
- door de steen,
- eer de zon in
- 't oosten scheen.
-
- Pasen, Pasen,
- luide klinke
- nu de taal van
- lerk en vinke
- nu de taal van
- mens en dier!
- Pasen, Pasen,
- wijdt het vier,
- wijdt het licht en
- spijst de lampen,
- laat de blauwe
- wierook dampen:
- Hallelujah,
- God is groot:
- overwinnaar
- van de dood!
- --oOo-- -